Anneke van Baalen en Marijke Ekelschot, TEGENNATUURLIJK, Amsterdam 1985, De Bonte Was
96
mannen voorkomen. Anderen, tot wie ik helaas behoor, zijn daar scepties over, omdat haat
immers beleefd en uitgedragen moet worden wil hij voor De Ander bestaan.
Dit brengt ons soepel op het volgende probleem:
5. De man wil De Ander niet zijn
Ongeveer 90% van de wereldliteratuur getuigt ervan hoe laf en kinderachtig mannen zijn. Zo
dus ook nu weer met hun afwijzing van de Positie van De Ander. Simone de Beauvoir
schreef in 1947 al dat de mannelijke konditie de grensjes van de eigen geslachtelijkheid niet
overschrijdt. Polemies reageerde Valerie Solanas in 1973 met de stelling: 'Een man een dier
noemen is hem stroop om de bek smeren.' De Beauvoir herzag toen weliswaar haar visie op
het revolutionair potentieel dat achter de phallus verscholen zou liggen, maar, zoals we
allemaal weten, daar is door het Franse strukturalisme aardig de klad in gekomen. Zelfs de
aktiegroep Lak 'an Lacan heeft de mannelijke konditie niet verder weten te definiëren dan de
grenzen van het vrouwelijke. De patstelling komt het duidelijkst naar voren in Heidi Adenau's
'Der Mann als Wille und Vorstellung' (in Fallogynie 6e jrgng, nr. 7). Zij legt uit dat het nu juist
de grenzen van het vrouwelijke zijn waarin de fallokratie zich marginaal vertoogt. Heidi pleit
dan ook voor een kategoriese ontkenning van grenzen aan én het vrouwelijke, én het
mannelijke én het menselijke. Zij beschouwt mannenhaat als aangeboren én evolutionair
geneties geprogrammeerd. Dit in tegenstelling tot vrouwenhaat die slechts een 'Konstrukt
ohne Eigenschaften' zou zijn, afhankelijk van kategorieën als ruimte, tijd en lust. De
tendentiële daling van de mannenhaat zou - gedachtig deze inzichten - dan ook heel goed
verklaard kunnen worden vanuit:
6. Het abstraktievermogen van de vrouw
Veel vrouwen beschikken over een te groot abstraktievermogen. In hun denkprocessen laten
zij de gedachtengangen niet relatief autonoom van de konkrete voorstelling zich ontwikkelen,
- nee, ze laten hun heldere geest boven de troebele wateren van het bestaan zweven. Deze
mooie eigenschap maakt die vrouwen weliswaar heel geschikt voor het uitvoerende werk in
religieuze organisaties, maar voor het konkreet/abstrakte haatwerk heb je er weinig aan.
Pogingen om via de herwaardering van het religieuze de overstap te maken naar de
ontkenning van het goddelijke in de alledaagse haatbare man, lopen over het algemeen vast
op de sekse-identiteit van de gekruisigde. Dit brengt ons op een nieuwe verklaring:
7. De kruisraket
Veel vrouwen zijn - onder andere door de niet aflatende propaganda van Mient Jan Faber -
gaan geloven dat kruisraketten eigenlijk mannen zijn en dat zij in hun afkeer van die raketten
een voldoende bijdrage aan de mannenhaat geleverd hebben. Dit is dus een misvatting. Als
kruisraketten mannen waren zouden er immers geen konventionele wapens kunnen
bestaan, tenzij dat vrouwen of kinderen waren. Dat dat onzin is weet iedere vrouw.
Vergelijkbare misvattingen hebben zich trouwens voorgedaan rond 'de kerncentrale', 'de
groentebespuiting' en 'de politiek'.
8. De terapieën
Over de geneeskrachtige werking van mannenhaat is veel geschreven en getuigd.
Geldbeluste terapeuten hebben van deze kennis misbruik gemaakt door de mannenhaat te
kanaliseren en zo in geldstromen om te zetten. Alsof vrouwen er zelf geen slaatje uit zouden
kunnen slaan, via afpersing, chantage, lasterkampanjes en welke mooie dingen we vroeger
al niet bedachten en uitvoerden. Die terapeutiese kanalisering heeft echter nog een naar
neveneffekt, namelijk de onder 1 genoemde verveling. Iedere vrouw die na betaling honderd
keer heeft mogen roepen 'Ik ben zo blij een mannenhaatster te zijn' of 'In iedere vezel, in
iedere draad zit ik vol van mannenhaat' of 'Ik ben zo trots, Ik ben zo trots, mijn mannenhaat
dat is mijn rots' voelt zich niet alleen armer maar ook leger. En dus automaties verveeld. Ook