de Bonte Was, FEMINIST (1), Amsterdam 1977, De Bonte Was
28
Wie mag geld verdienen in Fort en aan
Fort
Ik ben er moe van. Eerst heb ik de geldverdien-kwestie meegemaakt in het Vrouwenhuis. Eén
avond op een huisvergadering ging ik om. Ik was toch bijna vóór dat een goede vrouw, die zich los
wilde maken van de Bijstand, voor geregeld schoon en gezellig maken van het huis betaald zou
worden. Ik ben blij dat het niet doorgegaan is. De keuze: niemand macht door de voor geld
verplichte voortdurende aanwezigheid, niemand kan een verwijt aan iemand beladen met 'je wordt
ervoor betaald', is goed geweest. Het is het huis voor ons allemaal en, óók wat de
verantwoordelijkheid betreft van ons allemaal gebleven. Dat garandeert allerminst volmaaktheid,
zelfs geen tevredenheid, maar we zijn schoon gebleven, niet alleen van het mannelijk seksgedrag,
maar ook van de gedragsnormen van het maatschappelijk mannelijk machtsmiddel bij uitstek: het
toewijzen van geldverdiener aan bepaald werk (en aan ander niet). Wat een valkuil, vooral als het
gaat om hoogstnoodzakelijk werk en om die ene vrouw, die je allemaal aardig vindt. En van wie je
de motieven zo goed begrijpt!
Toen gebeurde het op een bijeenkomst van de 'Vrouwentelefoon'. Ik trapte weer in mijn subtiele en
persoonlijke overwegingen. Een vrijwillige trainster van het eerste uur, bevoegd, deskundig, vroeg
voor het volgend seizoen betaling (Ik interpreteerde haar voorwaarde in de zin dat zij geld nodig
had om haar werk en uithuizigheid te kunnen verantwoorden tegenover haar echtgenoot: een stap in
de richting van zelfstandigheid in de relatie. En ik dacht: zij heeft toch wel verdiend dat wij haar
helpen. Gelukkig riep toen iemand 'en de telefonistes dan?' en opeens zag ik het weer. Alle andere
óók meewerkende vrouwen kwamen weer in mijn beeld. Het liep gelukkig nog goed af.
En dan nu in FORT (radikale therapie). En mijn vermoeidheid komt niet zozeer van het opduiken
van dit probleem, deze strijd, want zo langzamerhand weet ik wel, dat je die moet verwachten.
Maar ik heb het gevoel dat ik mijn energie verspil aan Don Quichotterie, het is een verloren zaak en
dat was het vanaf het begin. Sinds de eerste artsendiploma's werden uitgereikt, is het proces op
gang gekomen, dat tot de huidige toestand heeft geleid, dat iedereen die gediplomeerd aan therapie
doet, daarvoor betaald wordt. En wat een diploma verder nog meer voorstelt, daar wil ik het nu niet
over hebben. Welnu over het feit, dat een diploma een monopolie-toewijzing is, in die zin, dat jij
wel en anderen het recht hebben om betaling te verkrijgen voor (in dit geval) therapeuties werk.
Ben ik nog zo onnozel of zo argeloos geweest, om te geloven dat de Radikale Feministiese
Therapiegroepen (nu FORT genaamd) een belangrijke aktiviteit in de vrouwenbeweging zouden
kunnen worden? Zo eenvoudig ligt het ook weer niet. Die bezorgdheid over dat herken-woord
'therapie' heeft als een angel mij telkens weer gestoken. (Ik kon niet wegdenken dat het bedrijven
van terapie met een grote vraag en een beperkt aanbod een groot aandeel heeft op de arbeidsmarkt,
sektor 'dienstverlening'). Maar naar de andere kant, de kennismaking met (nu) FORT gebeurde in
een idealistiese sfeer. De aanwezige vrouwen waren uitermate goedbedoelend en aan het leren van
de twee Amerikaanse vrouwen ging een heldere vrouwen-revolutionaire teorie vooraf. Daar en
Toen geloofden we er allemaal we1 in en, hoewel bezorgd, ik ook.
Inmiddels heeft de geldkwestie zich voorgedaan. Maar waar het vrouwenhuis en de
vrouwentelefoon zonder betaalde voorbeelden werken, daar zitten we nu, niet met een angel, maar
met een bulldozer voortbewogen door erkende maatschappelijke krachten. Tenzij FORT zich
losmaakt van iedere associatie met persoonlijk geldverdienen ontstaat onvermijdelijk de splitsing
tussen gediplomeerde vrouwen en ongediplomeerde; de ene soort betaald, kan er zich aan wijden,
de andere soort niet. Dat wil zeggen, dat de onderlinge solidariteit binnen een werkende groep