De Bonte Was, FEMINIST 2, Amsterdam 1977
44
Primaire en secundaire klassen: wat
feministen van het marxisme kunnen
leren, en wat niet
Van de kant van de fem-soc zijn klachten gekomen over het klassemodel van Barbara
Mehrhof. Het beloofde artikel hebben we echter (nog) niet gekregen, dus we kunnen
niet zo goed op die bezwaren ingaan. In een stukje in het fem-soc-blad werd beweerd
dat we alle klasseverschillen hadden gereduceerd tot het verschil tussen kut en lul -
maar dat had Barbara toch echt niet gedaan, dus dat helpt ons ook niet verder.
Het dubbele klassemodel geeft echter problemen genoeg, dus daarom gaan we er hier
zelf nog maar wat verder op in. Barbara Mehrhof schreef naar aanleiding van één
konkreet politiek punt, nl. het gevaar dat de vrouwen die banden hebben met de
heersende mannenklasse de opkomende vrouwenbeweging naar hun hand zetten.
Maar als je verder wilt ingaan op de manier waarop dat gebeurt zoals wij beweren (niet
alleen door veel en hard praten, maar ook door de inhoud van de dingen die veel en
hard gezegd worden, zoals ik heb het recht om, ik heb het gevoel dat), zul je beide
klassentegenstellingen veel verder moeten uitwerken. En daarbij stuit je dan op de
vraag wat de verhouding is tussen de primaire klassen (mannen tegen vrouwen) en de
secundaire klassen (mannen tegen mannen, allen vergezeld van de vrouwen die ze
zich middels de primaire klasse-onderdrukking toegeëigend hebben). In hoeverre is
een feministiese klasseteorie marxisties?
Het vervelende van deze vraag is dat hij ons dwingt tot het bestuderen van een
rijstebrijberg van mannelijke teorieën. Het werk van Marx en Engels, die de
klassenteorie hebben ontworpen, vult minstens 40 delen kleine lettertjes en omvat
anderhalf (Engels verdiende voor beiden het geld in de fabriek van zijn vader) leven
van studie en politieke aktie. Al die studie en aktie brachten Marx en Engels tot een
sterk groeiend inzicht in de oneindige ingewikkeldheid van de menselijke
samenlevingen in hun historiese ontwikkeling, en bovendien tot het besef (bij Marx
sterker dan bij Engels) dat dergelijke inzichten nauwelijks vereenvoudigd kunnen
worden, omdat zij anders óf bijdragen aan zinloos geweld, óf aan inkapseling van de
arbeidersbeweging. Marx is daar zeer nadrukkelijk over. In een voorwoord tot zijn
belangrijkste boek, Het
Kapitaal, waarschuwt hij ervoor dat de aansluiting op de
praktiese problemen en de dagelijkse ervaring van de lezer pas ontstaat als deze het
hele boek begrepen heeft. Daar is met zijn metode eenvoudig niets aan te doen. Ik heb
dat altijd een ergerlijk hooghartig standpunt gevon-den, maar ja, makkelijk praten.
Intussen zijn er in de afgelopen eeuw natuurlijk van allerlei inleidingen en toelichtingen
geschreven, dus het is misschien iets gemakkelijker geworden.
Het blijft echter wel zo dat de vrouwenbeweging niet kan wachten tot we allemaal die
40 delen gelezen hebben. We moeten bezig blijven met onze strijd nú. Maar ja, als
Marx gelijk heeft, dan werkt het kapitalisme ook in vrouwen door, en bovendien ver-
deelt het vrouwen over de verschillende (mannen)klassen. En misschien moeten wij
ook wel weten hoe mannen georganiseerd zijn, om ze effektief te kunnen bestrijden.
Het blijft een kwestie van prioriteiten stellen, maar zoals de zaken nu staan lijkt het me
een taak voor vrouwen die met een maatschappelijk been in het marxisme staan om
de anderen uit te leggen wat ze daar nu opgestoken hebben.
Omdat ik tot die vrouwen behoor, zal ik daar dus maar mee beginnen. Wel met veel
aarzeling, want die 40 delen (waarvan ik maar een klein beetje gelezen heb), en alle
boekenkasten die erover volgeschreven zijn (idem), kunnen je aardig onzeker maken.
Maar we hebben tenminste enig houvast om te selekteren: onze eigen bevrijding. En