FEMINIST 3, teksten Anneke van Baalen & Marijke Ekelschot, Illustraties Annet Planten.
Amsterdam 1982, De Bonte Was
31
juist beginnende kapitalistiese systemen vatbaar voor mannelijk-socialistiese revolutie: omdat zij
zijn opgebouwd op vrouwenarbeid, en daar vrouwen geld voor betalen (wel minder dan mannen
zouden krijgen, maar toch: geld). Mannen dreigen hierdoor buitengesloten te worden. Geld is
immers de toegang tot de systemen van verdeling van de opbrengsten van de arbeid: Het individu
draagt zowel zijn sociale macht, als zijn band met de maatschappij in zijn zak (Marx, Grundrisse,
Penguin ed. p 157) Geld is de potentiële broederschap, potentiële manschappelijke macht - geld
dreigt van vrouwen broeders te maken. Mannen konden natuurlijk wel proberen hun vrouwen en
kinderen het zuurverdiende geld weer af te nemen, maar daarvoor moesten ze een basis hebben. Het
huwelijk was daarvoor geen voldoende basis, als mannen van elkaar geïsoleerd waren: alleen hun
broederschap kon vrouwen en kinderen tot lichamelijk eigendom van mannen maken. En die
broederschappen werden juist door het kapitalisme vernietigd: de oude verhoudingen van feodale
landarbeid en de greep die de gilden op ambacht en huisindustrie hadden gehad, waren aan het
verdwijnen. Dat is de onteigening van de producenten die door Marx en Engels beschreven wordt:
niet in de eerste plaats het afnemen van de mogelijkheid om van eigen mannenarbeid te profiteren,
maar om de opbrengsten van arbeid van vrouwen en kinderen op te eisen. En als de mannen hun
toevlucht wilden nemen tot de oude mannenbezigheden van roof en diefstal , stond er nu een
mannelijk overheidsapparaat klaar om ze daar zeer wreed voor te straffen (Het Kapitaal, hoofdstuk
24, De oorspronkelijke akkumulatie.)
We hebben in de Geschiedenis van de vrouwentoekomst gezegd dat de verhoudingen zich
dreigden om te keren: al die mannen die met de baby op de arm hun vrouw bij de fabriekspoort
stonden op te wachten hadden beter het huis kunnen schoonmaken en koken. Maar dat was hun
bedoeling niet. De mannen die buitenstonden, hadden wel degelijk broeders binnen de
fabriekspoorten: die mannen, die vanuit het ambacht het geschoolde werk waren gaan doen,
waaruit de vrouwen ook in de gildetijd allang verdreven waren. Voor hen was de overgang van
ambacht (arbeid in de marxistiese zin, waarin de arbeider een voor hem herkenbaar produkt
maakt) veel geleidelijker geweest - omdat de mechanisering van de produktie vrij geleidelijk ging
dan voor degenen die vroeger als boer organisator van vrouwenarbeid geweest waren. De
ambachtsmannen zijn de kern geworden van de eerste vakbonden en van de eerste
arbeidersbeweging (die van Marx en Engels in Engeland heette de International Working Mens
Association); zij waren de mannen die hun mannelijkheid wilden redden in een situatie waarin zij in
de positie van vrouwen gebracht dreigden te worden: hetzij doordat ze door vrouwen helemaal uit
de geldcirculatie verdreven werden, hetzij door in dat arbeidsproces onzichtbare vervreemde
arbeid .te moeten verrichten. Hun eis was een kompromis tussen mannelijkheid en vrouwelijkheid:
niet meer dan acht uur wilden ze werken! De rest van de tijd, 16 uur per dag, wilden zij vrij man
zijn.