FEMINIST 3, teksten Anneke van Baalen & Marijke Ekelschot, Illustraties Annet Planten.
Amsterdam 1982, De Bonte Was
34
uitdrukken in het zich vrijwillig terugtrekken uit de harde mannenwereld, door een eigen sfeer van
persoonlijke zachtheid te scheppen.
Toen wij de Geschiedenis van de vrouwentoekomst af hadden, bedachten we pas dat niet alleen
mannen onvolledig zijn vermenselijkt. Waarom zou de mannenkultuur van vertoon, van strijd om
aandacht, van te proberen iets spektakulairs te doen (de Homo Ludens van Huizinga), niet tot de
menselijkheid horen? Het is dat de mannen doen alsof niets anders van belang is, maar vrouwen
zijn net zo intelligent als mannen, en ze hebben dezelfde behoefte aan plezier en afwisseling.
Waarom zouden ze altijd afwachten tot mannen ze vermaken?
Al die vrouwensubkultuur van tegenwoordig werkt aan die kant van de ontwikkeling. De
vrouwenpopmuziek is al harder dan die van de mannen. Het gaat er om het ludieke - dat ook Dolle
Mina zo bijzonder maakte -, het onserieuse, te kombineren met de ernst van het werk en de
inspanning om banden tussen vrouwen te maken - óók werk, in de zin van organisatie van je eigen
arbeid.
Konklusie
De hoeveelheid maatschappelijk noodzakelijke arbeid die vrouwen verrichten, maakt het haar
mogelijk om via stakingen van dat werk zeggenschap over de organisatie van de arbeid en over de
verdeling van de opbrengsten ervan te verwerven.
De onpersoonlijkheid van het kapitaal dat in beginsel onverschillig is tegenover het geslacht van
degene die arbeidskracht wil verkopen, geeft vrouwen in principe de mogelijkheid sociale banden
met elkaar aan te gaan: zij kunnen nu zusterschappen gaan opbouwen als tegenmacht tegen de
algemeen-abstrakt-konkurrerende mannenbroederschappen. Zij zullen daarbij hun onvolledige
vermenselijking moeten overwinnen door zich ook spel, konkurrentie en vertoon eigen te maken.
Anderzijds is het kapitalisme de eerste maatschappijformatie die mannen een begin van werken
heeft geleerd.
Wanneer vrouwen gezamenlijk de strijd tegen de mannenorganisaties aangaan om mannen te
dwingen de helft van de arbeid te verrichten voor de helft van de opbrengst, zullen de kategorieën
mannelijk en vrouwelijk hun betekenis verliezen.
Literatuur
De Bonte Was, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst, 1980
De Bonte Was, Feminisme en marxisme, in: Feminist 2,1977
Simone de Beauvoir, De tweede sekse (1949), Bijleveld, Utrecht 1968 (helaas een slechte vertaling;
de Engelse Penguin 1972 is veel beter)
Shulamith Firestone e.a., Notes from the second year, 1970, gedeeltelijk vertaald in Berichten uit
Amerika, MVM 1971
Shulamith Firestone, De dialektiek van de sekse (1970), Bert Bakker 1979
F. Engels, De oorsprong van het gezin, van de partikuliere eigendom en van de staat (1884),
Pegasus 1976
K. Marx en F. Engels, De Duitse ideologie, deel I Feuerbach (1846), SUN 1972
K. Marx en F. Engels, Kommunisties Manifest (1848), Pegasus
K. Marx, Grundrisse der Kritik der Politiesen Oekonomie (Rohentwurf) (1858/1953), vert. Penguin
1972
K. Marx, Het Kapitaal (1868), De Haan 1972
A. Giddens, Capitalism and modern social theory, An analysis of the writings of Marx, Durkheim
and Max Weber, Cambridge University Press 1971 (aanbevolen als inleiding)
T. Veblen, De theorie van de nietsdoende klasse, Arbeiderspers 1974