Navigation bar
  Print document Start Previous page
 26 of 61 
Next page End 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31  

FEMINIST 3, teksten Anneke van Baalen & Marijke Ekelschot, Illustraties Annet Planten. 
Amsterdam 1982, De Bonte Was
26
strukturen schept; en verder omdat Webers grondvraag dezelfde was als die van Marx: waarom juist
in Europa de moderne samenlevingen zijn ontstaan, en niet in Azië of Amerika, waar ook machtige,
hoog ontwikkelde rijken hebben bestaan. Waar Weber in geïnteresseerd was, is in de geschiedenis
van de moderne overheersing – uit zeer ambivalente overwegingen. Enerzijds wilde hij de
overheersing perfektioneren, ter wille van de grootheid van Duitsland, die hij onmisbaar achtte
zowel voor de welvaart van de arbeiders als voor het behoud van Europese kultuurwaarden (Goethe
en Beethoven en zo) en anderzijds wilde hij waarschuwen voor de verstikkende werking van
diezelfde vorm van heerschappij.
Die heerschappij is die van de burokratie.
De traditionele heerschappij en rationalisering
Een echte burokratie, met benoemde ambtenaren, is iets moderns. De traditionele heerschappij is
volgens Weber de oudste vorm van overheersing. Het is de patriarchale heerschappij van de vaders
over vrouwen en kinderen, van de vorsten over hun onderdanen. Zij beroepen zich op de heiligheid
van wat altijd zo geweest is; hun wil is wet, zij hoeven aan niemand verantwoording af te leggen
behalve aan hun goden. De priester-koningen zijn de oudste vorsten. Zij hebben de belastingen
uitgevonden en daarmee het schrijven en rekenen: de beschaving. Wie ‘Geschiedenis van de
vrouwentoekomst’ heeft gelezen kent hun problemen. Zij hadden wel ambtenaren, maar die
dreigden steeds maar weer zelf vorsten te worden: ze konden zich altijd ekonomies onafhankelijk
maken door de belasting die ze inden – in natura, want vóór de handel was ontwikkeld bestond er
nauwelijks geld – voor zichzelf te houden. Dan moest de vorst er weer met een leger naartoe om
‘tribuut’ af te dwingen, en de ene vorst was hier beter in dan de andere. Oorlog was dus een
onvermijdelijk onderdeel van het binnenlands bestuur.
Steeds maar weer hebben de vorsten gezocht naar middelen om hun ambtenaren aan zich te binden,
en steeds maakten die zich weer los, liepen over naar vijandelijke vorsten, organiseerden
samenzweringen – al die gebeurtenissen waar de geschiedenisboeken mee volstaan. Al die mannen
hadden immers niets met elkaar te maken. Zij hadden allemaal hun eigen traditie, hun eigen
loyaliteiten. Oorspronkelijk voelden mannen zich alleen verwant met hun broeders; hun
generatiegenoten van dezelfde groep. Later werden er, met verwante groepen, kunstmatige
broederschappen tot stand gebracht. Verder dan die beperkte kring hoefde geen man zich
‘menselijk’ (dus volgens de traditionele verwantschapsnormen) te gedragen.
Wat wij van Weber hebben overgenomen is de analyse over het langzame proces van uitbreiding
van de broederschapsbanden. Weber analyseert namelijk alleen die sociale vormen, die met
overheersing te maken hebben, en dat betekent dat zijn sociologie uitsluitend over banden tussen
mannen gaat. Alle banden die hij vindt zijn beperkt en tijdelijk, maar in de Europese geschiedenis is
een geleidelijk veralgemeniseringsproces waar te nemen.
De motor voor dat proces is niet de traditionele heerschappij zelf. De traditie is konkreet, specifiek,
persoonsgebonden, en kan per definitie niet veranderen. Weber ziet de bron voor verandering in de
tweede oriënterings- en overheersingsvorm: het emotionele. Het gezag dat gebruik maakt van
emotionele oriëntaties heet ‘charisma’; het berust op bijzonder zijn, voorbeeldig zijn, op inspiratie
of genie – in elk geval op het buitengewone, het anders zijn dan anders. De charismatiese leider zet
zich ook nadrukkelijk af tegen traditie; zijn karakteristieke uitspraak is: ‘Er staat geschreven ...,
maar ik zeg u....’. Omdat hij los staat van de traditie, kan het charisma nieuwe banden scheppen
tussen leider en volgelingen. Zij hoeven geen broeders te zijn, verwanten of landgenoten. Hij kan
hen aanspreken op alle mogelijke denkbare behoeften: roem, eer, macht (de condottiere, de
roverhoofdman, de gangster) tot aan de rechtvaardigheid (profeten, filosofen). Weber onderscheidt
hier niet tussen. Het gaat hem om de bijzondere vorm, niet om de inhoud. Charismatiese
bendeleiders maken nieuwe manieren van oorlogvoering mogelijk, filosofen en profeten formuleren
http://www.purepage.com Previous page Top Next page