A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 12 De laatste trends in manschappij en vrouwenbeweging
263
mannenorganisaties zijn geen kleine groepjes meer die met meer of minder bloedvergieten
onderling konkurreren. De kapitalistiese organisatievormen hebben daarentegen alle
mannen van de westerse wereld verenigd in een machtige verwevenheid: een netwerk dat
met alle geweld van wapens probeert om alle arbeidskracht over de hele wereld beschikbaar
te maken voor omzetting in winst.
De onvolledige menselijkheid van de eerste mannen - die als zoons en broers voor een deel
nog meededen aan het werk van de vrouwen - is via afsplitsing van mannenbezigheden en
de ontwikkeling van patriarchale overheersingsvormen, in de manschappij geheel
verdwenen. Niet omdat er geen individuele mannen zijn die iets menselijks zouden willen,
maar omdat in de manschappij de individualiteit van mannen geheel onbelangrijk geworden
is (in tegenstelling tot die van vrouwen).
Iedere man hoort nu bij de manschappij, uitsluitend en alleen omdat hij een mannelijk
lichaam heeft. Zijn levensvoorwaarden en zijn omgangsvormen worden geheel en al bepaald
door de regels van het mannelijk netwerk; als hij probeert zich meer als vrouw te gedragen,
slaagt hij er alleen maar in om nieuwe vormen van mannelijkheid te kreëren. In laatste
instantie worden alle mannen vertegenwoordigd door de mannen aan de top: degenen die
alle menselijk leven in gevaar brengen, met de kernwapen wedloop, kerncentrales,
kernproeven, biologiese oorlogvoering, met elke vorm van geweld tegen ieder die zich verzet
tegen onverantwoordelijkheid, onderdrukking en uitbuiting.
De onderlinge strijd van mannen om de mate van onderdrukking en uitbuiting heeft in de
loop van de geschiedenis steeds gewelddadiger vormen aangenomen. Vrouwen hebben van
het leven in stand gehouden wat er nog in stand te houden viel. In alle revoluties hebben
vrouwen met wapens meegevochten, omdat het leven op geen enkele andere manier te
behouden was. Alleen hebben vrouwen altijd slechts mogen meestrijden, zolang hun
inspanningen de mannen ten goede kwamen; dat wil zeggen zolang ze er voor zorgden dat
mannen beter en prettiger konden strijden.
Vrouwen mogen niet voor elkaar vechten; dan zijn zij geen vrouw meer - omdat een vrouw
iets moet zijn wat zich voor een man inspant. De beloning voor de harde strijd die alle
mannen tegenwoordig in de manschappij moeten leveren is immers het bezit van vrouwen.
Dat is waar mannen sinds het ontstaan van het patriarchaat voor gevochten hebben.
Vroeger had zelfs de machtigste man maar de beschikking over een beperkt aantal vrouwen:
de vrouwen van zijn familie, zijn stam, zijn landgoed zijn koninkrijk; andere vrouwen waren
bezit van andere mannen. Pas als hij die andere mannen in de oorlog had overwonnen kon
hij zich hun vrouwen door verkrachting toeëigenen. Nu zijn langzamerhand alle vrouwen
beschikbaar geworden voor alle mannen; alle vrouwen moeten die beschikbaarheid in
houding, gedrag en kleding voortdurend uitdrukken. Iedere man kan ze nafluiten, iedere man
kan ze verkrachten, iedere man zou een tijdje in huis kunnen komen wonen om verzorgd te
worden en vader te spelen over de kinderen.
Het kapitalisme vormde de vrije arbeider, formeel vrij om zijn arbeidskracht aan iedere
werkgever te verkopen, maar materieel meestal gebonden aan iedere werkgever die hij kan
krijgen. Tegelijk vormde het kapitalisme de vrije vrouw, die niet meer eigendom is van één
man, maar van alle mannen.
Bij vrouwen gaat het echter niet alleen om de beschikking over haar arbeidskracht voor een
bepaald aantal uren. In tegenstelling tot de vrije arbeider heeft de vrije vrouw geen vrije tijd:
haar hele lichaam en haar hele persoonlijkheid zijn juist gevormd om de vrije tijd van de
mannen behagelijk te maken. De vrije arbeider en de vrije vrouw vullen elkaar aan: zijn
vrijheid is haar totale beschikbaarheid.
Zij kan alleen maar totaal beschikbaar zijn als zij niet meer het levenslange bezit van één
man is; de echtscheidingswetten zijn eerst versoepeld; nu wordt langzaam maar zeker het
huwelijk afgeschaft, dat wil zeggen het wordt gelijkgesteld met het concubinaat. De
samenlevingsvorm wordt een tijdelijke samenleving zonder rechten of plichten. Het
samenleven is daarmee een overeenkomst geworden, gelijk aan de arbeidsovereenkomst -
alleen zonder betaling en zonder de bijbehorende rechten. (Die gelijkstelling tussen huwelijk