Navigation bar
  Print document Start Previous page
 70 of 97 
Next page End 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75  

Anneke van Baalen en Marijke Ekelschot, TEGENNATUURLIJK,  Amsterdam 1985, De Bonte Was 
70
worden op hun beurt door de veranderende omstandigheden veranderd. Kategorieën als ‘de
goede mens’ of ‘de slechte mens’ hebben geen plaats in zo’n teorie. Het is, nog korter
gezegd, onzinnig om over ‘de mens’ te spreken. Van ‘de mens’ weten wij niets af, ook niet
als wij met de linkse en rechtse filosofen meegaan en denken dat de mens een man is.
In zijn vroege werk heeft Marx overigens wel uitspraken over ‘de mens’ gedaan – alleen ging
hij ervan uit dat die pas in de toekomst waargenomen zou kunnen worden, als het socialisme
het onmenselijke onderscheid tussen bezitters en niet-bezitters zou hebben opgeheven.
6
Maar toen hij ontdekte dat allerlei religieuze denkers over die ‘werkelijke mens’ gingen zitten
dromen, schafte hij hem af. Hij weigerde ook konsekwent om blauwdrukken te vervaardigen
over hoe het socialisme er uit zou komen te zien. De enige werkelijkheid die in deze visie
overblijft is de harde strijd om rechtvaardigheid en verstandige organisatie van het
gekkenhuis waarin wij leven. Voor wie daarvoor terugschrikt blijkt het gedroom over ‘de
werkelijke mens’ en de ‘opheffing van de vervreemding’ toch steeds weer verleidelijk te zijn.
Zo kwam na de tweede wereldoorlog de ‘jonge’ Marx in de mode bij kritiese psychologen en
roze dominees. Via hen is iets van een filosofies idealisme, het idee dat ‘de mens in wezen
sociaal is’, de bewegingen van de jaren zestig binnengedrongen. De ‘oude’ Marx is ook zo
grimmig: alleen maar negatief, alleen maar hamerend op dat het kapitalisme niet in staat is in
menselijke behoeften te voorzien, zonder iets anders aan te bieden dan dat we ons moeten
verenigen – wetende dat de bestaande verhoudingen tussen stad en platteland, tussen
werkend en werkloos dat juist bijna onmogelijk maken.
7
‘Links’ in de betekenis van de oude arbeidersbeweging heeft daarom eigenlijk altijd
geprobeerd Marx een beetje gezelliger te maken: met ‘goede’ proletariërs, met sterke
mannen en moederlijke vrouwen, met volksdansen en natuurkennis voor de jeugd, met het
geloof in de onvermijdelijkheid van de revolutie of de voortreffelijkheid van de Sowjet-Unie.
Dat soort links bestaat in de rijke landen niet meer. Het ontstond in de 19
e
eeuw toen er nog
sprake was van een industriële revolutie, zoals die zich nu in ‘de derde wereld’ afspeelt. In
Nederland is die revolutie pas na de tweede wereldoorlog voltooid - maar daarna is, evenals
in de andere rijke landen, eigenlijk weinig meer veranderd: de grondslagen van het bestaan
en het gedrag van mensen blijven hetzelfde: de bezitlozen zijn, zoals Marx voorspelde, aan
het kapitalisme gewend geraakt. Het lijkt wel of het er altijd geweest is en er ook altijd zal
blijven. Zelfs de wens om er iets aan te veranderen lijkt verdwenen. Daarmee verdwijnt dan
ook het histories mensbeeld van links om plaats te maken voor die beelden die horen bij de
politieke stromingen die het kapitalisme een warm hart toedragen.
Van belangenstrijd tot samenwerking: het korporatisme
Het idee dat het nastreven van eigenbelang de maksimale welvaart voor iedereen zou
opleveren is, zoals bekend, afkomstig van de 18
e
eeuwse liberalen. Adam Smith is beroemd
geworden door zijn onzichtbare hand die via de wetten van vraag en aanbod alles wel even
zou regelen.
De harde werkelijkheid van de 19
e
eeuw bracht zelfs de hardste liberalen tot het inzicht dat
de ekonomiese konkurrentie een aantal onpraktiese neveneffekten had, waartegen andere
instellingen dan het bedrijfsleven te hulp geroepen moesten worden. Zo werd - ook in
protestantse landen - de katolieke kerk weer in ere hersteld en werd de staat in een snel
tempo uitgebouwd tot ver voorbij de invloed en macht die hij in de tijd van het absolutisme
gehad had. De bewegingen van al die personen die door de bezitters unfit geacht werden
voor vrijheid, gelijkheid en broederschap werden immers door de toenemende ellende met
de dag sterker; er moesten niet alleen zieken en armen verzorgd en ziekte en hongersnood
voorkomen, omdat de bezitlozen teveel verzaakten om nog goed te kunnen werken, er
moest ook zeer veel woede en opstandigheid gesmoord worden. Geweld tegen stakersters,
                                                
6
K. Marx, Ökonomisch-philosophische Manuskripte, 1844, no XXX
7
K. Marx, Het Kapitaal, een kritische beschouwing over de ekonomie, (1868), Bussum 1972, hfdstuk
23
http://www.purepage.com Previous page Top Next page