De Bonte Was, FEMINIST 2, Amsterdam 1977
53
Deze omslag van gebruikswaarde in ruilwaarde noemt Marx het fetish-karakter van de
waar. Het Kapitaal, blz. 30: De vorm van het hout bijvoorbeeld wordt veranderd als
men er een tafel van maakt. Desalniettemin blijft de tafel hout, een gewoon, duidelijk
waarneembaar ding. Maar zodra de tafel als waar optreedt, verandert het in een ding,
dat zowel waarneembaar als bovennatuurlijk is. De tafel staat dan niet meer met de po-
ten op de grond, maar staat tegenover alle andere waren op haar kop: in haar houten
kop ontstaan grillen, die nog meer opzien baren dan het geval zou zijn wanneer de
tafel zelf begon te dansen.
Niet alleen zaken zijn in dit geheimzinnige proces betrokken: ook de arbeidskracht zelf
is tot waar geworden. De vrije arbeider verkoopt zijn arbeidskracht immers aan de
kapitalist, omdat hij zelf geen produktiemiddelen bezit waarmee hij zou kunnen werken.
Die verkoop van arbeidskracht doet zich voor als iedere andere warenruil, als iedere
koopovereenkomst. Gelijk oversteken: arbeidskracht voor een bepaalde waarde, tegen
geld voor dezelfde waarde. Maar we hebben al gezien dat de kapitalist niet op deze
voorwaarden zou kunnen werken: hij moet meer waarde krijgen, meerwaarde. Hier
triomferen de ideeën van de kapitalisten dus over de werkelijkheid. De idee, de vorm
van de arbeidsovereenkomst is de gelijkwaardige ruil, de werkelijkheid is uitbuiting.
Om die gelijkwaardige ruil mogelijk te maken wordt de gelijkheid van alle burgers
geproklameerd; om het sluiten van uitbuitingsovereenkomsten mogelijk te maken wordt
hun vrijheid tot grondslag van de samenleving verklaard. Gelijkheid, vrijheid en
broederschap! riepen ze in de Franse Revolutie. Gelijkheid en vrijheid kunnen ze
krijgen; broederschap met de arbeiders heeft het kapitalisme niet nodig als de burgerij
eenmaal met hun hulp de overwinning op de aristokratie heeft bevochten; dus die
wordt niet in maatschappelijke instellingen omgezet.
Gelijkheid voor ieder, vrijheid voor ieder; vrije eigendom en vrije arbeid, en de vrijheid
voor iedereen om onder bruggen te slapen (die is trouwens ook al afgeschaft). Dat zijn
de politieke ideeën op grond waarvan de samenleving georganiseerd is; dat zijn de
grondslagen van de rechtsstaat. Daarachter verschuilt zich de werkelijkheid van het
produktieproces; rijkdom van weinigen, armoede van velen; vrijheid voor weinigen,
onderdrukking voor velen. Uit vrije wil ga je naar je werk (want je wilt geld hebben) en
uit vrije wil word je daar uitgebuit.
Vrijheid en gelijkheid zijn dus in het kapitalisme twee dingen tegelijk: zij zijn de basis
van de uitbuiting (anders zou de kapitalist niet in staat zijn arbeidskracht te kopen en in
kapitaal om te zetten), en tegelijkertijd zijn ze versluiering van die uitbuiting. In
marxistiese termen: zij zijn onderdeel van de produktieverhoudingen (de
rechtsverhoudingen waarbinnen de produktie plaatsvindt, onder het kapitalisme:
eigendom en kontrakt) en tegelijk van de ideologie (het samenstel van ideeën dat de
werkelijkheid vorm geeft, op een manier die gunstig is voor de heersende klasse).
Wezenlijk voor het denken van Marx is de eenheid van die twee kanten. De sprookjes
ontstaan uit de werkelijkheid zelf, uit de verhoudingen waarbinnen de mensen leven.
De ideologen van de heersende klasse hoeven die sprookjes alleen nog maar te
verfijnen en uit te werken.
DE STAAT
Het kapitalistiese produktieproces berust dus op koop en verkoop van arbeidskracht en
van waren: de arbeidskracht zo goedkoop mogelijk, de waren zo duur mogelijk,
volgens de wetten van vraag en aanbod. In zoverre wordt het door een onzichtbare
hand bestuurd: als de kapitalisten te goedkoop verkopen of te duur inkopen gaan ze
gewoon failliet. De kapitalist is voortdurend bezig met niet failliet te gaan, om niet
weggekonkurreerd te worden; maar op de algemene mechanismes heeft hij geen
invloed. Als een konkurrent hogere lonen betaalt lopen de arbeiders weg; als een
konkurrent lagere prijzen vraagt, blijft hij met zijn voorraden zitten. Hij kan geen
goederen produceren waar geen winst op te maken is. Hij gaat geen wegen aanleggen