Navigation bar
  Print document Start Previous page
 52 of 68 
Next page End 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57  

De Bonte Was, FEMINIST 2, Amsterdam 1977
52
vinden dat ze zo weinig verdienen - omdat ze.zo weinig geleerd hebben of zo, en die
zich nooit afvragen waar het geld van al die villabezitters dan wel vandaan komt.
Dat is een raar verschijnsel. De bijen die een korf van de imker krijgen en een beetje
suiker, en daarom al hun honing inleveren (een voorbeeld dat ik laatst in de krant las),
kunnen niet denken, maar mensen wel. Waarom trappen ze er dan in? Waarom
noemen arbeiders zich nog steeds werknemers? Hoe is het mogelijk dat mensen (niet
alleen kapitalisten) denken dat geld geld voortbrengt, in de vorm van rente (alsof
bankbiljetten jongen krijgen), zonder zich te realiseren dat geld alleen geld kan
voortbrengen als er mee gewerkt wordt en degenen die werken te weinig loon krijgen -
dat alleen onbetaalde arbeid winst kan opleveren? Hoe is het mogelijk dat de
ondernemers kunnen doen alsof zij de maatschappij draaiend houden? Hoe is het
mogelijk dat mensen het normaal vinden dat zij hun levenskracht op hun werk
uitputten, en daar - op zijn best - televisietoestellen en vaste vloerbedekking voor
terugkrijgen? Hier komt het op de kop staan van dingen in een konkrete vorm tot uiting.
Werknemers zijn werkgevers, werkgevers zijn werknemers.
Marx verklaart dit verschijnsel op twee manieren. Ten eerste in algemene zin: (De
Duitse Ideologie p.52,53) ‘De ideeën van de heersende klasse zijn in elk tijdperk de
heersende ideeën, dat wil zeggen dat die klasse die de heersende materiële macht in
de maatschappij vormt, tegelijk haar heersende geestelijke macht is. De klasse die
over de middelen tot materiële produktie beschikt, beschikt daarmee tegelijk over de
middelen tot geestelijke produktie, zodat in het algemeen gesproken ook de ideeën van
hen die niet in het bezit zijn van de middelen tot geestelijke produktie, aan haar
onderworpen zijn. De heersende ideeën zijn niets anders dan de ideële uitdrukking van
de heersende materiële verhoudingen, de heersende materiële verhoudingen
uitgedrukt in de vorm van ideeën; van de verhoudingen dus die deze ene klasse nu
juist tot de heersende maken, m.a.w. de ideeën van haar heerschappij’.
En ten tweede via het kapitalisme: in Het Kapitaal legt hij uit hoe de ‘heersende
materiële verhoudingen’ nu precies zijn, en hoe ze zich uitdrukken in ideeën.
Het kapitalisme is een ekonomies systeem dat gebaseerd is op de ruil van waren. Dat
betekent dat mensen de dingen niet produceren voor hun eigen gebruik, zoals vroeger:
koren om brood van te bakken, en een stoel om op te zitten; maar dat ze koren of
stoelen maken om er andere dingen voor te krijgen: niet voor hun gebruikswaarde,
maar voor hun ruilwaarde. De stoel die gemaakt wordt is nog steeds wel om op te
zitten, en als de meubelmaker hem niet kan verkopen zou hij hem in zijn eigen huis
kunnen zetten, maar hij heeft hem niet daarvoor gemaakt. Hij maakt die stoel niet zoals
hij hem zelf mooi of gemakkelijk vindt, maar hij maakt hem naar de smaak van de
koper. En als hij die koper nog kent, zoals in de gildetijd, toen stoelen alleen op
bestelling gemaakt werden, blijft de gebruikswaarde (maar nu voor de gebruiker) nog
belangrijk. Maar tegenwoordig worden stoelen gemaakt voor de markt: dat is een
verzameling onbekende kopers. Het enige wat nog belangrijk is is hoe die stoel ‘in de
markt ligt’: dat is hoeveel hij zal opbrengen,in verhouding met wat hij de fabrikant
gekost heeft. De stoel vertegenwoordigt geen gebruikswaarde meer, maar ruilwaarde.
Je kunt stoelen ruilen tegen koren, maar dat is lastig; het is handiger om bepaalde
zaken als ruilmiddel te gebruiken, dan hoef je niet zo met dat koren rond te rijden
voordat je iemand vindt die net een stoel gemaakt heeft. Zo krijgen bepaalde
goederen, kaurischelpjes, of goud, de funktie van ruilmiddel. Uiteindelijk ontstaat een
gestandaardiseerd ruilmiddel, het geld. Dan is het mogelijk om de ruilwaarde van
goederen of diensten, direkt in een bedrag uit te drukken. En omdat niemand d.w.z.
geen enkele man meer voor gebruik produceert, wordt de ruilwaarde, de geldwaarde,
belangrijker dan de dingen of diensten zelf. Dit proces gaat zelfs zover (Het Kapitaal,
Ned. vert. blz. 55), ‘dat zaken die op zichzelf geen waren zijn (bijv. het geweten, de
eer, enz.) door bezitters van geld kunnen worden verkocht en op die wijze door hun
prijs de warenvorm kunnen krijgen.’
http://www.purepage.com Previous page Top Next page