FEMINIST 3, teksten Anneke van Baalen & Marijke Ekelschot, Illustraties Annet Planten.
Amsterdam 1982, De Bonte Was
25
gedood.Voordat mannelijke slaven iets konden opleveren, moesten er gezagsverhoudingen tussen
mannen onderling worden ontwikkeld en bevels- en disciplineringstechnieken. Oorspronkelijk
bestonden die alleen uit zeer harde dwang en rechtstreekse kontrole. Die leverden alleen resultaat
voor werk dat geen eigen initiatief, deskundigheid en arbeidsorganisatie vergde. Mannelijke
slavenarbeid kon gebruikt worden in de mijnen en in de olijfteelt, maar niet op graanakkers.
In alle gevallen waarin mannelijke slaven wel werkten, moest ze een perspektief geboden worden
om ooit weer aan de vrije mannenkonkurrentie mee te mogen doen, door zich vrij te kopen. En wie
bij middeleeuwse landarbeid nog steeds aan mannenwerk denkt, moet nog maar eens in het boek
over Montaillou naar de opsomming van mannen- en vrouwentaken kijken: het is duidelijk dat
mannen wel werken, maar onregelmatige en zichtbare dingen doen; het dagelijkse en onzichtbare
werk is voor vrouwen, en de lijst daarvan is zo lang dat het duidelijk is dat ze zelden vrij hadden.
Er zijn, kortom, twee manieren om de arbeid te organiseren: door de werksters zelf, op grond van
haar onderlinge banden en door middel van uitbuiting, op grond van de banden tussen de
uitbuiters, de vaders, de heersers. En voor het analyseren van die laatste banden heb je een teorie
nodig die niet in de eerste plaats over arbeid gaat maar over overheersing. Hoe lukt het bepaalde
mannen om zich buiten en boven de vrouwengemeenschap te stellen, waarvan zij vroeger geheel
afhankelijk waren?
Overheersing: Max Weber
De teorie over overheersing is prakties kant en klaar in de mannenwetenschap te vinden. Het is die
van Max Weber (1864-1920) en hij is ontstaan in diskussie met de teorie van Marx, zoals die rond
de eeuwwisseling werd opgevat: als een vrij mechaniese teorie over de afhankelijkheid van
kulturele verschijnselen en ekonomiese wetten. Weber verwierp de Hegeliaanse visie op de
geschiedenis als totaliteit. Hij stelde daar het individualisme, als metode en ideaal, tegenover. De
mensheid bestaat uit een geheel van individuen, en als je iets van de geschiedenis wilt weten moet
je bestuderen wat die individuen doen en waarom. Sociale wetten zijn de kansberekeningen die de
individuen maken om hun gedrag op elkaar af te stemmen. De handelende individuen zouden ten
onder gaan als zij elkaar niet begrepen: voorzover zij met elkaar te maken hebben, moeten zij een
gemeenschappelijke sociale werkelijkheid scheppen.
Dat zij dat doen brengt, volgens Weber, niet noodzakelijkerwijze met zich mee dat er een
samenhang bestaat in de gehele sociale werkelijkheid. Alleen die individuen die iets met elkaar te
maken hebben hoeven hun handelen op elkaar af te stemmen. De manier waarop zij dat doen kan
per groep, per land, per periode verschillend zijn; de ene oriëntering hoeft zich niet
noodzakelijkerwijze tot de andere te ontwikkelen.
De wetenschappelijke toeschouwer moet dus, volgens Weber, afzien van zijn pogingen een totale
samenhang in de historiese ontwikkeling van sociale formaties op te sporen. De sociale
werkelijkheid is niet rationeel, door enig verstand, geordend noch door het verstand van godheid
of wereldgeest, noch door de gezamenlijke inspanningen van een naar overheersing van de natuur
strevende mensheid. De wereld is in laatste instantie irrationeel, toevallig, chaoties. Toch kan de
wetenschap wel enige systematisering aanbrengen. Menselijke handelingsgronden zijn niet oneindig
gevarieerd. Weber onderscheidt drie vormen van richtinggeving (oriëntering) van het handelen: op
grond van traditie, op grond van gevoelens, en op grond van rationele overwegingen. Alle vormen
van overheersing moeten van deze oriënteringen gebruik maken.
Overheersing en legitimatie
Waarom is deze wetenschap, de verstehende (begrijpende) sociologie, zo geïnteresseerd in
overheersing? Omdat overheersing de meest stabiele, en zo de gemakkelijkst te bestuderen, sociale