Navigation bar
  Print document Start Previous page
 23 of 61 
Next page End 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28  

FEMINIST 3, teksten Anneke van Baalen & Marijke Ekelschot, Illustraties Annet Planten. 
Amsterdam 1982, De Bonte Was
23
‘anderen’ wordt oorspronkelijk voorzien juist omdat ze niet als De Ander worden gezien, maar als
eigen.
Zoals het Ik en de Ander pas denkbaar is als er een individueel bewustzijn bestaat, is De Arbeider
en Zijn Produkt een resultaat van een specifieke historiese ontwikkeling.
Dat ‘arbeid’ bij Marx en Engels gedefinieerd is als iets wat een zichtbaar produkt oplevert, geeft
grote moeilijkheden bij hun verdere analyse. Zij stellen immers ook dat de samenleving wordt
gevormd door de wijze waarop mensen samen werken. Hoe komt die samenwerking dan tot stand?
Dat gebeurt door de produktieverhoudingen: die bepalen hoe de arbeid en de opbrengsten daarvan
worden verdeeld. De kern van die produktieverhoudingen bestaat volgens hen uit
eigendomsverhoudingen, dat wil zeggen uit regels die bepalen wie de produktiemiddelen bezit. Alle
andere regels zijn een uitwerking van die eigendomsverhoudingen. Daarnaast heb je dan nog een
‘bovenbouw’: dat zijn alle regels en verhalen die de ongelijke verdeling van de arbeid en de
opbrengsten daarvan in stand moeten houden en rechtvaardigen.
De ontwikkeling van de geschiedenis gebeurt dan doordat als de produktiekrachten (de manier van
werken) zich ontwikkelen, zij in strijd komen met de produktieverhoudingen
(eigendomsverhoudingen) en dan ‘wentelt het geheel zich om’.
Maar ja, wat zijn de produktiekrachten dan eigenlijk? ‘Arbeid’ op zichzelf is niks, het gaat om
samenwerking. En inderdaad is ‘organisatie van de arbeid’ bij Marx een produktiekracht, en wel
een produktiekracht die steeds belangrijker wordt. Dat betekent dat we maatschappelijke organisatie
kunnen tegenkomen in het alleronderste nivo, de produktiekrachten, maar ook bij de
produktieverhoudingen en tenslotte in de bovenbouw waar de rest van kultuur, politiek, recht,
godsdienst enz. onder vallen. Volgens ons is er dan ook nooit iemand in geslaagd duidelijk uit te
leggen wat er nu onder die verschillende begrippen valt. Natuurlijk, ze zijn alle dialekties
verbonden, dus ze zetten zich steeds tegen elkaar af en voegen zich dan weer op een hoger nivo
samen – maar de film even stil zetten en eens precies kijken, dat gaat niet.
Het probleem zit er volgens ons in dat ‘produktieverhoudingen’ gedefinieerd zijn als ‘ongelijke
verdeling van de arbeid en de opbrengst ervan’, als eigendomsverhoudingen dus. Marx en Engels
waren geïnteresseerd in hoe het kapitalisme ontstaan is en ze namen het begin van de geschreven
geschiedenis als uitgangspunt. Daar ontdekten ze het gezin, het bezit door de man van vrouwen en
kinderen, als het uitgangspunt van de ongelijke verdeling van de arbeid en de opbrengst daarvan, de
‘arbeidsdeling in de geslachtsdaad’ als begin van de slavernij (De Duitse ideologie p 32 en 33). Ze
begonnen dus meteen ‘arbeidsdeling’, d.w.z. samenwerking, als ongelijke arbeids- en
produktendeling, dus uitbuiting, te zien. ‘Samenwerking’ en ‘uitbuiting’ zijn bij hen niet te
scheiden.
Pas in 1877 ontdekten ze dat dit niet waar hoeft te zijn; toen werd Morgan’s ‘Ancient Society’
gepubliceerd, waaruit bleek dat er een periode bestaan moet hebben waarin vrouwen niet de
slavinnen waren van mannen. In de Duitse ideologie waren ze er immers nog vanuit gegaan dat de
‘arbeidsdeling in de geslachtsdaad’ (zoals Engels later verduidelijkte: ‘de arbeidsdeling bij het
voortbrengen van kinderen’) de eerste arbeidsdeling was, die tegelijk de ongelijke verdeling van de
arbeid en de opbrengsten daarvan in zich sloot. Nu bleek dat dat niet klopte. Volgens Morgan waren
de vrouwen in de ‘bloedverwantschapsfamilie’ (het algemene generatieverwantschapssysteem van
grootmoeders, moeders en soms zusters en broers) de baas; maar dat klopte helemaal niet met het
feit dat zij volgens alle berichten van zendelingen het meeste werk deden (Oorsprong p 65).
Engels heeft hier de konsekwentie niet uit getrokken. (Wij weten niet wat Marx gedaan zou hebben,
want hij stierf in 1883). Hij noemt de bloedverwantschapsfamilie ‘kommunisties’, maar hoe die
zogenaamde heerschappij van vrouwen dan in elkaar zit, analyseert hij niet. Hij heeft de teorie over
arbeid en samenwerking niet veranderd: hij heeft er gewoon een matriarchaat aangeplakt en aan de
vrouwenbeweging overgelaten de konklusies te trekken. Wij hebben dat in ‘Geschiedenis van de
http://www.purepage.com Previous page Top Next page