Navigation bar
  Print document Start Previous page
 3 of 73 
Next page End 1 2 3 4 5 6 7 8  

Mary Wilkins Freeman, MOEDER IN OPSTAND en andere verhalen. De Bonte Was, 1980
3
Misplaatste liefdadigheid
In een groen veld bevonden zich een laag, klein verweerd huisje met, vanaf de hoofdweg
enkele tientallen meters verderop, een paadje ernaartoe, en twee oude vrouwen - de ene was,
met een tinnen pan en een oud mes, naar paardebloemen tussen het korte jonge gras aan het
zoeken, en de ander zat op de drempel en keek naar haar, of beter gezegd, het leek alsof ze
naar haar keek.
'Is er genoeg voor het eten, Harriét?' vroeg de oude vrouw die op de drempel zat. Ze sprak de
naam 'Harriét' uit op een vreemde manier met de nadruk op de laatste lettergreep, en er was
iets bijzonders aan haar oude zwakke, gebroken stem.
Behalve de vraag die herkenbaar was aan de woordvolgorde en de stijgende toon, was er nog
iets vragends in haar stem, iets wijders en subtielers, de kern van alle vragen; de gebroken,
beverige tonen die zij gebruikte reikten verder en vroegen en tastten als vingers in het duister.
Uit de klank van haar stem kon men al opmaken dat de oude vrouw blind was.
De oude vrouw die op haar knieën in het gras op zoek was naar paardebloemen, antwoordde
niet; blijkbaar had ze de vraag niet gehoord. Dus toen de oude vrouw op de drempel een paar
minuten met haar hoofd afwachtend naar haar toegewend had gezeten, vroeg ze het nog een
keer, op een iets andere manier, en ze sprak luider: 'Is er genoeg voor het eten, dacht je
Harriét?'
Deze keer hoorde de oude vrouw in het gras haar. Langzaam en moeizaam richtte ze zich op;
de inspanning die nodig was om haar reumatische oude spieren te strekken bezorgde haar
blijkbaar pijn; daarna keek ze naar de groene planten die in de tinnen pot opgehoopt lagen en
drukte ze ze met haar hand neer.
'Nou, ik weet het niet Charlotte', antwoordde ze met een hese stem. 'Er staat hier genoeg maar
ik heb lang niet voldoende voor een maaltijd; het slinkt zo als je het kookt; maar het enige dat
ik kan doen is mijn ouwe botten buigen om ze uit te steken.' 'Ik zou er veel voor geven als ik
je kon helpen, Harriét', zei de oude vrouw op de drempel.
Maar de ander hoorde haar niet. Ze lag alweer op haar knieën naarstig naar paardebloemen te
zoeken.
De oude vrouw op de drempel, die gekleed was in een bonte katoenen jurk, legde dus maar
haar kleine gerimpelde handen op haar knieën en zat heel stil; de zachte lentewind streek over
haar heen.
De oude houten drempel was diep weggezonken tussen het gras en het hele huis leek zich in
het gras in te nestelen en daarin langzaam te vermolmen als in zijn eigen graf.
Harriét Shattuck was doof en reumatisch geworden en had haar werk als kostuumnaaister op
moeten geven en Charlotte Shattuck verloor het licht in haar ogen en kon niet meer met
naaien in haar levensonderhoud voorzien; toen was het voor de rijke man, die een hypotheek
had op het huis waarin zij geboren waren en hun hele leven gewoond hadden, maar een kleine
onbeduidende daad van goedgeefsheid geweest om hun het gebruik ervan te schenken, zonder
huur of rente. Maar een eekhoorn geen huur vragen voor zijn huisje in een oude vervallen
boom in de bossen is ook geen verdienste.
Het woninkje was zo vreselijk oud, zo wankel en vermolmd - de handen die het gebouwd
hadden, lagen al zo lang stil in hun graf - dat het haast geen huis meer genoemd kon worden.
Regen en sneeuw waren door het dak gesijpeld, er groeide mos overheen, wormen hadden
zich ingevreten en vogels hadden hun nestjes onder de dakrand gebouwd: de natuur had het
werk van mensen haast helemaal onder de voet gelopen en uitgewist en zij had zich haar ei-
gendom weer toegeëigend totdat het huis net als een oude boomstronk een bouwval van de
natuur was geworden.
Previous page Top Next page