Navigation bar
  Print document Start Previous page
 6 of 73 
Next page End 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11  

Mary Wilkins Freeman, MOEDER IN OPSTAND en andere verhalen. De Bonte Was, 1980
6
'Maar Harriét', zei Charlotte en ze hief een zwak, smal en verwonderd gezicht op. 'Waarom
zei je tegen haar dat de oliebollen taai waren?'
'Charlotte, wil je dat iedereen op ons neerkijkt en denkt dat ze geen rekening met ons hoeven
te houden, net zo min als met bedelaars, omdat zij ons eten komen brengen?' zei Harriét. Zij
wierp een strenge blik op het deemoedige gezicht van haar zuster die zich van die strengheid
niet bewust was. 'Nee, Harriét', fluisterde ze.
'Wil je soms naar het armenhuis?'
'Nee, Harriét'. Het arme vrouwtje op de drempel kromp bijna ineen voor haar agressieve oude
zuster.
'Val me dan niet meer lastig als ik tegen mensen zeg dat hun oliebollen taai zijn en hun
aardappels slecht. Als ik me niet flink houd en af en toe commentaar geef dan verlies ik alle
trots over mezelf en andere mensen ook en voordat wij het weten hebben zij ons al het
armenhuis binnen gebracht. Als ik er niet was had jij daar allang gezeten, Charlotte.'
Charlotte leek zich gedwee te laten overtuigen; haar zuster ging op een stoel in de deurope-
ning zitten om haar paardebloemen schoon te maken.
'Is het veel?' vroeg Charlotte nederig.
"t Gaat wel.'
'Het zal goed smaken bij dat stuk varkensvlees dat mevrouw Mann gisteren heeft gebracht.
Oh mijn Heer, Harriét, ik zie een lichtstraaltje!' Harriét snoof.
Haar zuster, met haar gevoelige oren, ving het geluid op. 'Als jij', zei ze ruzie-zoekerig en met
meer volharding dan ze in de zaak met de oliebollen had getoond, 'in het donker zat zoals ik,
Harriét, zou jij ook geen grapjes over lichtstraaltjes maken en je neus er niet over optrekken.
Als jij ineens het licht binnen had zien stromen door een klein gaatje waarvan je niets wist
toen je deze morgen op de drempel ging zitten, en de wind met de appelbloesemgeur in je ge-
zicht woei en toen mevrouw Simonds die warme oliebollen kwam brengen en toen ik daarnet
dacht aan het varkensvlees en die groente - oh mijn Heer, wat straalde het licht toen naar
binnen! En nu schijnt het ook naar binnen. Als jij in mijn plaats was, Harriét, zou je wel
begrijpen dat er lichtstraaltjes bestaan.'
Er rolden tranen uit haar blinde ogen en ze stroomden meelijwekkend over haar oude, bleke
wangen.
Harriét keek naar haar zuster en de strenge uitdrukking op haar gezicht verzachtte. 'Goed,
Charlotte, geloof jij nou maar dat er lichtstraaltjes bestaan. Wat geeft het?'
'Er bestaan echt lichtstraaltjes, Harriét.'
'Goed, er bestaan wel lichtstraaltjes. Als ik niet opschiet krijg ik de groente niet op tijd klaar
voor het eten.'
Toen de twee oude vrouwen tevreden in hun keukentje aanschoven aan hun maaltijd van var-
kensvlees en paardebloemen, hadden zij nog niet kunnen dromen, dat het lot langzaam maar
zeker een paar nieuwe kleuren aan het weven was in hun levensweb - al was dat al bijna
voltooid, - en dat dit voor lange tijd een van de laatste maaltijden zou zijn die zij in hun oude
huisje zouden gebruiken. Binnen ongeveer een week vanaf die dag waren ze ondergebracht in
het Tehuis voor Oude Vrouwen in een naburige stad. Dat ging als volgt. 
Mevrouw Simonds, de vrouw die de warme oliebollen had gebracht, was een slimme
energieke vrouw, die altijd klaarstond om goed te doen, en ze deed veel goed. Maar let wel, ze
deed dat wel, maar altijd op haar eigen manier. Als zij warme oliebollen verkoos te geven,
dan gaf ze warme oliebollen; het maakte voor haar niet het minste verschil of de ontvangers
van haar goede gaven niet heel veel liever gemberkoeken hadden gekregen. Maar toch waren
er heel wat mensen die wel warme oliebollen wilden en ongetwijfeld deed ze veel goede
daden.
Zij had een achtenswaardige assistente in de persoon van een oudere, rijke en kinderloze
weduwe uit het dorp. Zij waren een soort compagnonschap in goede werken aangegaan, met
Previous page Top Next page