Mary Wilkins Freeman, MOEDER IN OPSTAND en andere verhalen. De Bonte Was, 1980
7
ongeveer evenveel kapitaal aan beide kanten; de weduwe leverde het geld, en mevrouw
Simonds, die de slimste was van de twee, leverde de feitelijke plannen voor de werken van
liefdadigheid.
Op dezelfde middag na de gebeurtenis met de oliebollen was zij met een nieuw plan naar de
weduwe gegaan en het resultaat was dat de kosten voor de opname betaald waren, en dat de
oude Harriét en Charlotte voor de rest van hun leven verzekerd waren van een gerieflijk
tehuis. De weduwe had nauwe banden met bestuursleden van kerkelijke organisaties en met
regenten van liefdadigheidsinstellingen. Het sterftecijfer onder de bewoners van het Tehuis
was dit voorjaar buitengemeen hoog geweest, er waren verscheidene plaatsen open en de
toelating van Harriét en Charlotte werd zeer snel en gemakkelijk geregeld.
Maar dat wat het eenvoudigste had geleken - namelijk de twee vrouwen zover zien te krijgen
dat ze de gave die de Voorzienigheid, de weduwe en mevrouw Simonds hen wilden schenken,
zouden aannemen - bleek het moeilijkst te zijn. De strijd die geleverd moest worden om hen
te overreden om hun wankele oude huisje te verruilen voor een beter was verschrikkelijk. De
weduwe had gepleit met milde verwondering, en mevrouw Simonds met welwillende
vastberadenheid; de raad en de welbespraaktheid van de eerbiedwaardige dominee waren te
hulp geroepen, en toen zij uiteindelijk toegaven, toonden zij zich niet bepaald dankbaar voor
de liefdadigheid die hen ten deel was gevallen.
Het was moeilijk geweest om hen ervan te overtuigen dat het tehuis niet een armenhuis onder
een andere naam was. Dat ze tenslotte toegaven, even voordat er werkelijk geweld aan te pas
kwam, kwam waarschijnlijk door het welsprekend pleidooi - dat het meest tot Harriét was
gericht - dat het daar voor Charlotte veel gerieflijker zou zijn.
Op de ochtend waarop zij vertrokken, huilde Charlotte erbarmelijk en ze trilde over haar hele
verschrompelde lichaam. Harrièt huilde niet. Maar toen haar zuster door de lage
scheefhangende deur was gegaan draaide ze de sleutel om in het slot, trok hem eruit en stopte
hem stiekem in haar zak, en schudde ze fier en vastberaden, zachtjes haar hoofd.
De echtgenoot van mevrouw Simonds zou hen naar de afspanning brengen. Terwijl hij de
twee bedroefde oude zielen in zijn sjees hielp zei hij tegen zichzelf dat het een schande was,
en daarmee verzette hij zich tegen de bedrijvige liefdadigheid van zijn vrouw.
Mevrouw Simonds, de weduwe en de dominee en de heer van het Tehuis die de zorg voor hen
op zich zou nemen, waren allen bij de afspanning; hun gezicht straalde van vreugde over
zoveel geslaagde liefdadigheid. Maar de twee arme oude vrouwen zagen er tussen hen in uit
als twee verlaten gevangenen. Ze waren een indrukwekkende illustratie van het gezegde: 'Het
is zaliger te geven dan te ontvangen.'
Welnu, met tegenzin en verdriet gingen Harriét en Charlotte Shattuck naar het Tehuis voor
Oude Vrouwen. Ze bleven daar twee maanden, en toen gingen zij er vandoor.
Het Tehuis was gerieflijk, en in sommige opzichten zelfs luxueus; maar niets was naar de zin
van die twee ongelukkige, onredelijke oude vrouwen.
Het voedsel was beter, gevarieerder en met veel meer smaak bereid dan zij gewend waren;
zelfs al die heerlijk gekruide, voedzame soepen, waarop het Tehuis zelf zeer trots was, kon
een verhemelte dat gewend was aan gewoon, grover voedsel, niet strelen.
'Oh, mijn Heer, Harriét, als ik hier aan tafel ga zijn er geen lichtstraaltjes', zei Charlotte altijd.
'Als we maar een beetje kool of een stukje varkensvlees en wat paardebloemen konden
krijgen, wat zou het licht dan binnenstromen!'
Verder moesten ze meer aandacht besteden aan hun kleding. Ze waren altijd keurig netjes
geweest, maar nu moest het nog netter: de weduwe had dit alles uit de goedheid van haar hart