Navigation bar
  Print document Start Previous page
 5 of 73 
Next page End 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10  

Mary Wilkins Freeman, MOEDER IN OPSTAND en andere verhalen. De Bonte Was, 1980
5
korte, stevig gebouwde oude vrouw, met een groot gezicht vol rimpels en op haar vierkante
kin iets dat misschien op stoppels van een baard leek.
Toen haar tinnen pan naar haar zin voldoende met de sprieterige plantjes gevuld was en toen
ze wat stijf terug hobbelde naar haar zuster op de drempel, zag ze een andere vrouw met een
mand in haar hand voor haar staan. 'Goedemorgen, Harriét', zei zij met een luide, schelle stem
terwijl ze dichterbij kwam. 'Ik heb oliebollen gebakken en ik kom je een paar warme brengen.'
'Ik heb net tegen haar gezegd dat dat erg vriendelijk van haar is', zei Charlotte vlug vanaf de
drempel, en ze wendde angstig haar blinde gezicht naar het geluid van haar zusters
voetstappen.
Harriét zei slechts schor: 'Goedemorgen, mevrouw Simonds'. Toen pakte ze de mand, tilde de
doek op, koos een oliebol uit en proefde die zorgvuldig.
'Taai', zei ze. 'Dat dacht ik al. Als er iets ter wereld is waaraan ik een hekel heb, dan is het wel
een oliebol die taai is.'
'Oh Harriét!' zei Charlotte met een uitdrukking van schrik op haar gezicht.
'Ze zijn taai', zei Harriét uitdagend met haar schorre stem, 'en als er iets ter wereld is waaraan
ik een hekel heb, dan is het wel een taaie oliebol.'
De vrouw wier goedheid en kookkunst zo ondankbaar werd ontvangen, lachte alleen maar. Ze
was tamelijk gezet en had een rond, rozig, vastberaden gezicht.
'Wel, Harriét', zei ze, 'het spijt me dat ze taai zijn maar misschien kun je ze toch op een bord
leggen en mij mijn mand teruggeven. Misschien lust je er toch wel twee of drie, zelfs al zijn
ze taai.'
'Ze zijn taai - verschrikkelijk taai', zei Harriét koppig; maar desondanks nam ze de mand mee
het huis in en haalde ze de oliebollen eruit.
'Met die zware regenval van eergisteren heeft je dak zeker net zo verschrikkelijk gelekt als
altijd' zei de bezoekster tegen Harriét en ze wierp een onderzoekende blik op de dakspanten,
overdekt met mos, toen ze met haar lege mand op het punt stond weg te gaan.
'Het was verschrikkelijk', antwoordde Harriét, korzelig maar berustend. 'Verschrikkelijk.
Overal moesten we emmers en pannen neerzetten en we moesten het bed weghalen.'
'Mijnheer Upton zou het eigenlijk moeten repareren.' 
'Er is geen repareren meer aan; er kunnen geen nieuwe spanten meer vastgemaakt worden aan
het oude dak: door het timmeren zou de hele boel op ons hoofd neerkomen', zei Harriét
grimmig.
'Nou, ik weet ook niet of het nog wel gerepareerd kan worden, het is zo oud. De wind komt
zeker ook door de kieren van de ramen en deuren binnen?'
'Alsof we hier wonen met een stuk papier op een zeef tussen ons en de wind en de regen', zei
Harriét, heftig haar hoofd schuddend.
'Op jullie leeftijd zouden jullie een geriefelijker huis moeten hebben', zei de bezoekster
nadenkend.
'Oh, het is goed genoeg', riep Harriét, plotseling geschrokken en op een totaal andere toon; de
opmerking van de vrouw had een oude angst in haar wakker geroepen. 'Het oude huis zal het
wel uithouden zolang Charlotte en ik nog leven. De regen is niet zo erg en de wind ook niet;
er is genoeg ruimte voor ons op droge plekjes, weg van de ramen en deuren. Dit is veel beter
dan naar de stad te gaan.' Haar oude vierkante, opstandige gezicht zag zowaar bleek bij die
laatste woorden en angstig keek ze naar de vrouw.
'Oh, ik dacht niet echt dat jullie dat zouden doen', zei ze haastig en vriendelijk. 'We weten
allemaal hoe jij daarover denkt, Harriét, en niemand van de buren zal jou en Charlotte naar
het armenhuis laten vertrekken zolang wij nog een korst brood met jullie te delen hebben.'
Harriét's gezicht klaarde op. 'Dank U, mevrouw Simonds', zei ze, wel beleefd maar niet van
harte. 'Ik ben U en alle andere buren heel erg dankbaar. We houden best van een paar olie-
bollen, ook al zijn ze taai', zei ze verzoenend toen haar bezoekster het voetpad afliep.
Previous page Top Next page