Mary Wilkins Freeman, MOEDER IN OPSTAND en andere verhalen. De Bonte Was, 1980
72
In zo'n omgeving spelen de verhalen van Mary Wilkins en in zo'n soort omgeving werd ze
zelf in 1852 geboren, in Randolph, in Massachusetts (één van de staten van New England).
Haar vader was een aanvankelijk tamelijk welvarende timmerman maar haar moeder was
degene die alles regelde in het gezin. Later, toen het met de zaken van vader Wilkins niet zo
best ging, onderhield ze haar man en dochters ook. In de
eerste jaren na Mary's geboorte leidde het gezin een onbekommerd bestaan. Mary was
voorbestemd om een dame te worden en ze ging naar de middelbare school. In 1867
verhuisde de familie naar Brattleboro in Vermont waar vader Wilkins mede-eigenaar werd
van een zaak. Maar ze voelden er zich niet zo thuis omdat niemand er hun afkomst kende. In
1873 werd New England getroffen door een ekonomiese krisis en Mary Wilkins' vader moest
zijn zaak verkopen. Als timmerman kwam hij ook niet meer aan de slag en zo vervielen de
Wilkinsen prakties tot de bedelstaf - ze werden afhankelijk van de liefdadigheid van anderen
en dat was een slag in hun gezicht. In 1877 trokken ze in bij een dominee voor wie moeder
Wilkins de huishouding ging doen. Ze werd zo de kostwinner van het gezin maar haar eigen
huis en haar zelfstandigheid was ze kwijt. Ze was niet de enige die dat overkwam: meer
vrouwen in New England gingen hun vaardigheden als huisvrouw in dienst stellen van
vreemden - en dat was een klap voor hun trots.
Mary moest ook bijdragen aan het onderhoud van het gezin. Ze ging lesgeven want het beroep
van schooljuffrouw was het enige respektabele beroep dat openstond voor meisjes uit de
middenklasse. Maar ze had een hekel aan het lesgeven en hield er weer mee op. Wat moest ze
nu gaan doen? In de huishouding gaan vond ze verschrikkelijk vernederend en toen begon
ze te schrijven. Ze maakte er nooit een geheim van dat ze schreef om geld te verdienen - alle
mooie woorden over inspiratie vond ze onzin; ze was een professional en ze vatte haar beroep
serieus op. In 1882 verkocht ze haar eerste verhaal aan een tijdschrift. Ze was enorm blij:
eindelijk, na al die jaren van armoede, van stand ophouden, van afhankelijk zijn van
liefdadigheid van anderen, had ze nu een beroep waarvan ze kon leven. In latere jaren schreef
ze ook romans, die dan in feuilletonvorm in tijdschriften verschenen, en die dus veel meer
geld opbrachten.
Na de dood van haar ouders trok Mary weer naar Randolph waar ze ging inwonen bij een
vroegere vriendin, op een boerderij die voornamelijk gedreven werd door die vriendin en haar
moeder. De mannen in het gezin waren naar het schijnt wel goedwillend maar weinig kapabel.
De zoon werd, toen Mary Wilkins op de boerderij haar intrek nam, naar de schuur verwezen
om daar te eten samen met de knecht. Op die boerderij woonde Mary bijna twintig jaar. Mary
Wales, haar vriendin zorgde voor haar, zowel materieel als emotioneel; ze stond haar bij in
alle moeilijkheden, en Mary kon er onbezorgd schrijven. In later jaren kreeg ze bekendheid,
reisde ze en maakte ze nieuwe vrienden, in New York en in Chicago, maar ze ging altijd naar
de boerderij van Mary Wales omdat ze zich bij Mary het meest thuis voelde. Ze trouwde pas
toen ze al op middelbare leeftijd was. In haar jeugd werd ze ooit eens verliefd op een
aankomende zee-officier maar dat was het wel.
Er was wel een tekort aan mannen in Mary's omgeving maar de mannen die er waren vond ze
ook niet erg interessant. In 1902, toen ze vijftig was, trouwde Mary Wilkins na veel aarzeling
met Charles Freeman. Met diens vier zusters had ze een nauwe band; ze kon heel goed met ze
opschieten. Met haar man minder. Eerst leek het nog wel goed te gaan met het huwelijk.
Freeman vond het prachtig dat zijn vrouw schreef, moedigde haar aan en nam zelfs een
gedeelte van de huishouding voor zijn rekening, maar hij hield dat allemaal niet lang vol. Hij
was alkoholist en moest telkens opgenomen worden in sanatoria. In 1921 ontsnapte hij uit één
van die ziekenhuizen en ging bij zijn chauffeur wonen. Dat was het einde van het huwelijk.
In de laatste jaren van haar leven woonde Mary Wilkins Freeman in New York, ver van de
boerenbevolking van New England waar ze haar hele leven over geschreven had. Ze schreef
nu over iets waar ze niet meer elke dag kontakt mee had, iets wat lang geleden was. Haar