A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 1 De eerste vrouwenbewegingen
11
In 1791 verscheen 'De verklaring van de rechten van de vrouwen de burgeres', waarin
Olympe de Gouges de eisen van allerlei vrouwen om mee te kunnen doen had samengevat.
In die verklaring eist zij voor vrouwen net zo goed onvervreemdbare rechten op als de
mannen voor zichzelf doen: vrijheid, eigendom, veiligheid en het recht op verzet tegen
onderdrukking. Zij vraagt zich af waar mannen de superioriteit vandaan halen om, terwijl ze
zelf nergens iets van begrijpen, te willen kommanderen over 'een sekse die alle intellektuele
mogelijkheden heeft ontvangen'. Volgens haar vormen vrouwen een onderdrukte kaste en
zijn ze meer solidair en moediger dan mannen. Vrouwen moeten op alle posities worden
toegelaten. Zij hebben recht op vrijheid van meningsuiting en dus ook op seksuele vrijheid.
Zij zegt dat vaders ook tot het onderhoud van hun onwettige kinderen gedwongen moeten
kunnen worden. En tenslotte: aan vrouwen moet hun waardigheid worden teruggegeven. Het
moet afgelopen zijn met de onechtheid en veinzerij die vrouwen zich onder dwang hebben
eigengemaakt.
Dat vrouwen dit soort dingen gingen zeggen was niet de bedoeling. In hetzelfde jaar dat
Olympe haar verklaring schreef werden de feministiese kranten verboden. Toen Olympe de
Gouges zo onverstandig was om te protesteren tegen het onthoofden van de koning, omdat -
nu het koningschap afgeschaft was - men die oude man toch wel kon laten leven, werd ze
gearresteerd. Tenslotte werd ze onthoofd omdat zij een man in de staat had willen zijn
(homme de l'etat) en omdat zij de deugden die haar sekse betaamden had vergeten.
Dat was in 1793. In hetzelfde jaar werden de revolutionaire vrouwenklubs verboden.
Burgers en arbeiders
Zo hadden de mannen de vrouwen buiten hun nieuwe republiek gesloten. Maar al gauw
bleek dat voor het gros van de mannen die vrijheid, gelijkheid en broederschap ook niet
bedoeld was. Want de rijke burgers bepaalden dat alleen mannen met een vrij hoog inkomen
kiesrecht kregen. Dus vielen de arme boeren, arbeiders en werkloze mannen uit de boot. In
de verklaring van de rechten van de mens/man had gestaan dat iedereen recht had op
eigendom, maar er brak nu een tijdperk aan waarin de verschillen in eigendom groter waren
dan ooit tevoren (we komen er verderop in dit boek op terug, hoe het komt dat een
maatschappij die vrijheid, gelijkheid en eigendom hele belangrijke rechten noemt, juist
steeds grotere onvrijheid, ongelijkheid en armoede voortbrengt.)
In Frankrijk was er eerst een revolutie geweest voordat het nieuwe systeem van een regering
door burgers ingevoerd kon worden. Andere landen in Europa namen, zonder revoluties, dit
systeem over. Ook daar werden de ondernemers, de fabriekseigenaren, de grote
handelaars, dus de mannen van de burgerij, de baas. En voor al die landen gold dat de
meeste mensen een armoediger bestaan kregen dan ooit tevoren, en dat de rijken almaar
rijker werden (Charles Dickens heeft over de verschillen tussen rijk en arm in Engeland heel
leesbare boeken geschreven).
De negentiende eeuw werd een eeuw vol armoede: vieze stinkende fabriekssteden,
krotwoningen, kelderwoningen, honger, ziekte, gedwongen prostitutie. Voor de minderheid
van de mensen deftigheid, rijkdom, mooie grote huizen met pluche meubelen en
goevernantes voor de kinderen. De engelse minister Disraëli heeft in die tijd ooit gezegd dat
Engeland uit twee naties bestond, uit twee volkeren die gescheiden leven en niets van elkaar
weten.
De arbeidsters: onderdrukking en verzet
Toen er in de negentiende eeuw steeds meer fabrieken kwamen betekende dat voor
ontzettend veel vrouwen dat zij het thuiswerk dat zij tevoren gedaan hadden om aan de kost
te komen, moesten inruilen voor fabrieksarbeid. Daarmee werd hun leven er niet lichter op.
Integendeel, fabrieksarbeid zo'n twaalf tot zestien uur per dag, gekoppeld aan een
huishouden, en vaak ook aan de zorg voor een aantal kinderen, was veel vrouwen te zwaar.