A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 1 De eerste vrouwenbewegingen
12
Daarbij kwam nog dat zij voor hun arbeid altijd al minder gekregen hadden dan mannen,
maar dat in deze tijd de vrouwenlonen terugliepen tot de helft en soms wel tot een kwart van
de mannenlonen. De meeste vrouwen konden nauwelijks genoeg verdienen om niet te
verhongeren, ondanks werkdagen van zestien uur. Steeds meer vrouwen werden zo
afhankelijk van hun vaders of hun mannen, als die al wat verdienden; of van andere mannen
aan wie ze zich op het werk of op straat verkochten.
Ook tegen deze onderdrukking en uitbuiting hebben vrouwen zich natuurlijk verzet, maar
helaas met weinig sukses. Als ze staakten om hogere lonen, traden de werkgevers nog
harder tegen ze op dan tegen mannelijke arbeiders. De vraag is zelfs of er in de vorige eeuw
wel één staking door vrouwen gewonnen is. Er is nog maar weinig bekend, maar op den
duur zullen we wel meer over die vrouwenstrijd gaan horen als steeds meer vrouwen in oude
archieven gaan bladeren om in oude kranten en tijdschriften te lezen wat er vroeger allemaal
gebeurd is. Voor Frankrijk heeft Evelyne Sullerot de geschiedenis van het verzet van de
arbeidsters opgespoord, en ze heeft de meest fascinerende dingen gevonden.
Al het verzet van de franse vrouwen van na de Franse Revolutie, dat verboden was geweest,
of door teleurstelling opgegeven, werd rond de jaren dertig van de negentiende eeuw door
een volgende generatie weer opgepakt. Er kwam een nieuwe golf van feministiese bladen
van arbeidsters die er trots op waren arbeidster te zijn. Maar tegelijkertijd verklaarden ze zich
solidair met de vrouwen uit de burgerij. 'Wij die uit de rijen der proletariërs zijn voortgekomen,
wij wijden ons aan de vrouwen van het volk. Wij nemen op ons om ons bestaan te wijden
aan de verbetering van hun lot.' En tegen de burgervrouwen: Laten wij niet meer twee clans
vormen, die van de vrouwen van het volk en die van de bevoorrechten; dat één belang ons
moge verbinden.' Zij probeerden de ekonomiese kloof tussen de twee groepen vrouwen te
overbruggen, maar ook de kloof van de moraal.
Zij legden uit dat de prostitutie niets met de moraal van de prostituees te maken had. Hun
armoede was er de oorzaak van, samen met de dubbele moraal van de mannen.
Het blad waarin dit stond werd in 1834 bij de wet verboden. Suzanne Voilquin, de vrouw die
het geleid had, ging naar Egypte om daar als vroedvrouw iets voor de haremvrouwen te
kunnen doen. Van de vrouwen die doorgingen met het oproepen tot solidariteit was Flora
Tristan een van de bekendste. Zij kende alle ellendige kanten van het vrouwenbestaan uit
eigen ervaring: ze was onwettig kind, arbeidster, door haar familie gedwongen haar baas te
trouwen, weggelopen toen ze haar derde kind verwachtte, door haar man het hele land door
achtervolgd. Ze vluchtte naar Engeland, maakte nog een reis naar Peru en keerde later weer
naar Frankrijk terug. Daar trok ze van dorp tot dorp om vrouwen toe te spreken. Ze schreef
twee boeken, waarvan het eerste - nog steeds aktueel - gaat over de noodzaak om
buitenlandse vrouwen goed te ontvangen, en om wederzijdse hulp te verlenen. In haar
tweede boek 'Wandelingen in Londen' beschrijft ze de gruwelijke levensomstandigheden van
de engelse arbeiders en in het biezonder die van de vrouwen. In het blad 'L'Union Ouvrière'
(Arbeiderseenheid), waarvan zij redaktrice was, roept zij de proletariërs op zich te verenigen.
Zij zegt dat de proletariërs nu moeten gaan doen wat de burgerij in 1789 heeft gedaan: zich
als klasse verenigen en organiseren.
Voor vrouwen vindt zij organisatie en solidariteit nog dringender: 'De meest onderdrukte man
kan nog een ander wezen onderdrukken - zijn vrouw. Zij is de proletariër van het
proletariaat.' Ook de vrouwen moeten zich als klasse opstellen, hun eigen 1789 maken.
Zij hamerde niet alleen op de ekonomiese tegenstelling maar ook op de seksuele
onderdrukking van vrouwen. In mannelijke seksualiteit zit een agressieve instelling, zegt zij,
zoals die van de moordenaar tegenover zijn slachtoffer. Daarom vindt zij liefde tussen
mannen en vrouwen niet mogelijk; liefde voor de mensheid is de enige mogelijkheid.
In de jaren dertig waren vrouwen als Flora Tristan helaas nog een uitzondering. En de
uitspraken die zij deden werden niet met gejuich ontvangen. De vrouwen op het platteland
waren apaties, de arbeidsters in de steden agressief. Maar toen een tiental jaren later, in
1848, er weer een revolutionaire beweging kwam van mannen die het algemeen kiesrecht
opeisten en andere arbeidsomstandigheden, ontstond er ook weer een massale