Navigation bar
  Print document Start Previous page
 14 of 270 
Next page End 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19  

A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 1 De eerste vrouwenbewegingen
14
dan hun veren te poetsen en met onechte, gespeelde majesteitelijkheid van het ene stokje
op het andere te stappen.'
'Omdat vrouwen geen enkele opleiding krijgen zijn degenen met de beste instelling
romanties en instabiel en is de rest ijdel en gemeen.'
'Alle gedachten van vrouwen draaien om dingen die erop berekend zijn emoties op te
wekken in plaats van respekt in te boezemen; terwijl ze juist hun verstand zouden moeten
gebruiken. Hun gedrag is wisselvallig, hun opinies zijn wankelend.'
'Omdat mannen het lichaam van de vrouw nemen, wordt haar geest aan de roest
overgelaten.'
Zij hamert erop dat vrouwen zich aan hun slavenbestaan moeten onttrekken. Haar oplossing
om uit de kooi te breken ligt in werk, werk en nog eens werk. Nu hadden vrouwen uit de
hogere standen vroeger altijd gewerkt. Naast de organisatie van de - gigantiese -
huishouding, moesten ze ook ten alle tijde hun man kunnen vervangen als die om een of
andere reden afwezig was, of als die dood was. Veel al dan niet gehuwde vrouwen hadden
een eigen bedrijf. Verderop in dit boek komen we er nog op terug hoe aan deze situatie van
redelijke zelfstandigheid van vrouwen een eind gekomen was. Met het resultaat ervan werd
Mary Wollstonecraft gekonfronteerd: vrouwen van mannen uit de hogere standen mochten
niet meer werken, het enige werk dat ze nog mochten doen was demonstratief laten zien dat
ze niets deden; dat verleende hun echtgegenoten of vaders status (mijn vrouw hoeft niet te
werken!)
Vrouwen die getrouwd waren hadden helemaal geen rechten; ze konden geen eigendom
hebben, geen overeenkomsten sluiten. Ze stonden onder de voogdij van hun mannen,
juridies bestonden ze gewoon niet. De ongetrouwden konden als ze wat kapitaal hadden een
eigen bedrijfje beginnen of een winkel. Als ze geen geld hadden was de enige betrekking die
nog een beetje fatsoenlijk gevonden werd die van gezelschapsdame of goevernante.
Officieel hoorden ze dan bij het betere soort huispersoneel, maar in werkelijkheid waren ze
eenzamer dan wie dan ook, want het overige personeel minachtte hen net zo hard als de
nette familie zelf.
Mary Wollstonecraft begon haar eigen loopbaan als gezelschapsdame. Na de dood van haar
moeder begon ze met haar zusters en haar vriendin Fanny Blood een school voor meisjes.
Een eigen school was hét ideaal voor alle flinke middenklasvrouwen in de vorige eeuw
(Charlotte Brontë heeft daar een prachtige roman over geschreven, 'Villette'.) Toen Fanny
Blood stierf en de school een financiële mislukking bleek, probeerde Mary geld te verdienen
met schrijven. 'Gedachten over de opvoeding van dochters' was haar eerste boek. Maar om
haar schulden te betalen moest ze weer in slavernij, nu als goevernante bij een adellijke
familie in Ierland. Daar leerde ze het leven van de 'nietsdoende klasse' echt van dichtbij
kennen. Vol ontzetting schreef zij aan haar familie dat de dames wel vijf uur bezig waren om
zich aan te kleden. Gelukkig bood haar Londense uitgever haar de mogelijkheid om artikelen
te schrijven voor zijn blad, zodat ze na een jaar uit Ierland weg kon. Ze schreef nog een
roman en daarna de 'Vindication of the rights of women', een boek van 240 bladzijden, dat
ze in zes weken afhad.
Dat Mary werken als de oplossing voor alle problemen zag was niet zo biezonder. In dat
opzicht dacht ze net zo als haar protestantse omgeving, die werk beschouwde als het enige
waarmee de mens zich op aarde waar kon maken. Wat wel biezonder was, was dat zij
vrouwen als mensen beschouwde. Zij veroordeelt de frivoliteit van vrouwen wel net zo als
haar geloofsgenoten, maar zij zoekt de oorzaak ervan ergens anders. Niet in de
zogenaamde aangeboren verderfelijkheid van vrouwen, maar in het gedrag van mannen.
Onderworpenheid vindt ze het ergste wat er is. Ze roept vrouwen dan ook niet op tot
ingetogen, sobere nederigheid, maar tot eerlijke, redelijke aktiviteit.
Maar de werkelijke gelijkheid van alle mensen ziet ze niet voor zich. Net zoals de mannen in
haar literaire omgeving is ze liberaal: ze denkt dat, als de traditionele belemmeringen worden
weggenomen, iedereen vanzelf zal krijgen wat haar of hem toekomt. Dat degenen die al heel
wat hadden en die al sterk waren dan meer krijgen dan de anderen, is in die opvatting
http://www.purepage.com Previous page Top Next page