van Baalen, Ekelschot, Harmsen en van Leeuwen, ZUSTERSCHAP EN DAARNA, geschiedenis van het
radikaal feminisme adhv tien jaar Amsterdamse Vrouwenkrant. Amsterdam 1982, de Bonte Was
hoofdstuk 4, MENENS
68
maken, maar dat werd steeds geweigerd: dat zou niet demokraties zijn.
TEGENSTRUKTUREN Na de 'praatgroepfase' werd alles voor de nieuwelingen nog moeilijker;
omdat het voor iedereen moeilijker werd. Het opbouwen van 'tegenstrukturen' is nog wel wat
anders dan één keer in de week samen praten. Eén van de basisregels van de praatgroepen is
dat de deelneemsters elkaar tussen de bijeenkomsten niet ontmoeten, dat zij dus geen ge-
meenschappelijk dagelijks leven hebben, waarin de 'normale' maatschappelijke omgangsvor-
men kunnen binnen dringen. Voor die tegenstrukturen, die de vrouwen uit de eerste praatgroe-
pen nu gingen opzetten, waren juist die dagelijkse banden onmisbaar: er moest samengewerkt
worden, verantwoordelijkheid en kontinuïteit werden nu belangrijker dan 'bevrijding'. In alle
'normale' situaties waarin vrouwen samenwerken doen ze dat in een kader van door mannen
gegeven voorschriften en orders. In een autonoom vrouwenprojekt ontbreken die. Onmiddellijk
ontstaat het autoriteitsprobleem: wij willen geen orders van vrouwen, nu wij ons van mannen
bevrijd hebben, wij zijn allemaal gelijk. En eigenlijk zouden wij ook liever geen verantwoorde-
lijkheden hebben, want in het gewone leven hebben we er al genoeg.
Zo ontstond het probleem van de 'informele machtsstruktuur': de vrouwen die zich verantwoor-
delijk voelden beklaagden zich dat niemand hun verantwoordelijkheden wilden delen, en de
rest dat 'de direktie' zich de macht toeëigende en hen geen toegang wilde geven tot 'de infor-
matie'. In de woorden van Joke Smit: 'Iedereen wilde opnieuw het wiel uitvinden, en velen ver-
trokken teleurgesteld voor zij nog maar één spaak hadden vervaardigd.'
HET RADIKALE TERAPIEWEZEN Gezien dit alles is het geen wonder, dat het radikale terapie-
wezen dat in 1975 uit de Verenigde Staten werd geïmporteerd, zo'n groot sukses werd. Daar
wèl een duidelijke struktuur en een duidelijke leiding door 'deskundigen', die, omdat het hier
om terapie ging en niet om politiek, ineens wel geaksepteerd werd. Daar niet de groep als on-
duidelijk middel voor een verafgelegen doel - de vrouwenrevolutie - maar de groep en de le-
den daarvan als doel op zichzelf. Leren 'opkomen voor jezelf', individuele autonomie verwer-
ven, je 'rationele volwassene' versterken: wie zou dat niet willen? Wat een krachtige vrouwen-
beweging zouden we krijgen met al die autonome vrouwen! Helaas werkte het niet zo. De in de
radikale terapie aangeleerde omgangsvormen bleken geheel ongeschikt om met vrouwen sa-
men te werken, juist vanwege hun nadruk op de individuele beleving en de formulering daarvan
in terapeuties taalgebruik, en vooral, door het geheel ontbreken van enig onderscheid tussen
wat door mannen, en wat door de noodzaak van gezamenlijke strijd van vrouwen gemeen-
schappelijk, opgelegde normen zijn. In terapeutiese opvatting is iedere gedragsregel een opge-
legde norm, die met het oog op de individuele ontplooiing bestreden moet worden (in dit op-
zicht zijn de anarca-feministes ook heel wat moderner dan ze zelf denken: bij Emma Goldman
bijvoorbeeld is van dergelijke ideeën niets te merken). De FORT-trend, die zich verzet tegen al-
gemene uitspraken over vrouwenonderdrukking en tegen algemene regels over de wederzijdse
rechten en plichten van samenwerkende feministen, en in plaats daarvan alleen regels over de
procedure heeft (de beroemde rondjes van wrevels, knuffels en spinsels), is zo krachtig en be-
langrijk, juist omdat hij niet op zichzelf staat. Hij sluit aan bij alle terapeutiseringstechnieken,
die het welzijns- en vormingswerk beheersen en nu ook het onderwijs binnendringen: technie-
ken waarbij de gevolgen van uitbuiting en onderdrukking worden omgevormd tot individuele
ziektes en problemen, waarvoor vervolgens 'deskundige hulp' wordt aangeboden.
Evenals de radikale terapie hebben vormings- en welzijnswerk tegenwoordig de officiële strek-
king om 'de onderdrukten bewust te maken en tot strijd aan te sporen'. Aan het eind van de ja-
ren zestig hadden de sociale akademies namelijk het socialisme ontdekt. In 1971 ontdekten ze
ook het feminisme. Vrouwen van een Amsterdamse sociale akademie begonnen een praat-
groep, om elkaar warmte en steun te geven. Enige tijd lang deden de aanstaande welzijnswerk-
sters zelfs mee aan de radikale vrouwenbeweging maar kort na de oprichting van het Amster-
damse Vrouwenhuis in 1973 verdwenen ze weer: de fem-soc ontstond. In samenwerking met
volkshogescholen werden metodieken ontwikkeld om 'gewone vrouwen bewust te maken': de
basis voor het 'werken met vrouwen' als beroepspraktijk was gelegd. Vrouwen van universitei-
ten sloten zich aan: zij zouden in 'vrouwenstudies' de teoretiese legitimatie voor deze metodie-
ken gaan ontwikkelen (dat deze teorieën voornamelijk uit systematiese ontkenning van radi-