van Baalen, Ekelschot, Harmsen en van Leeuwen, ZUSTERSCHAP EN DAARNA, geschiedenis van het
radikaal feminisme adhv tien jaar Amsterdamse Vrouwenkrant. Amsterdam 1982, de Bonte Was
hoofdstuk 4, MENENS
69
kaal-feministiese inzichten bestaat, is weer een ander verhaal; de hoofdzaak is, dat de femsoc-
stelling, dat vrouwen niet alleen door mannen maar ook door 'het kapitalisme' worden onder-
drukt, tot praktiese konklusie heeft, dat vrouwen samen met mannen tegen het kapitalisme
moeten vechten; wat dan weer door het feminisme wordt uitgesloten, met het gevolg dat ze dan
maar helemaal niets anders doen dan hun eigen beroepsbelangen behartigen).
Omdat de vrouwen in vormingswerk, hoger onderwijs en terapie-industrie ook sterke banden
hebben met de vrouwen in progressieve en 'feministiese' media - zo sterk, dat we het geheel
in de vorige Vrouwenkrant een 'maffia' genoemd hebben - is het een wonder, dat er nog iets
van een radikale vrouwenbeweging bestaat. Alleen op het gebied van de strijd tegen porno en
seksueel geweld bestaat er nog een voortdurende wisseling van anonieme groepjes, die steeds
op andere plaatsen de strijd aanbinden, maar die zijn over het algemeen te anarchisties om
zich te verbinden met de strijd die op andere punten gevoerd wordt. Op de andere punten zijn
nog alleen wat vaste groepen met duidelijk omschreven bezigheden en een tamelijk gesloten
karakter overgebleven. De overgrote meerderheid van de vrouwen die door de impulsen van de
radikale vrouwenbeweging ontdekten dat zij onderdrukt zijn, is of alleen aktief in de eigen hui-
selijke omgeving, of in vrouwengroepen binnen manschappelijke instituties: op het werk, of in
politieke partij of vakbond en niet om daar samen aktie te voeren tegen de mannen, maar om
samen te praten over persoonlijke problemen met het 'vrouw-zijn', samen te aarzelen en te twij-
felen: wel of niet een man, wel of niet een kind, wel of niet hoge hakken en oog-make-up. Aar-
zeling en twijfel worden dan vervolgens opgevat als verzet, als het bekritiseren van bestaande
vanzelfsprekendheden. En daarbij wordt vergeten wat we in 1971 zo goed zagen: dat aarzeling,
twijfel en gespletenheid (de 'vrouwelijke schizofrenie') juist het toppunt van vrouwelijkheid zijn,
de vorm waarin mannen ons willen drukken - en dat de enige manier om daaruit te breken ge-
meenschappelijke woede is. 'Woman is beautiful' betekent dat we van elkaar Ieren houden, el-
kaar moeten Ieren waarnemen en waarderen - niet dat er aan vrouwen op zichzelf iets moois
is. Want zelfs het zorgzaam gedrag, waardoor vrouwen zich van mannen onderscheiden, is niet
voor vrouwen bestemd, maar voor mannen. Als je met vrouwen samen gaat werken, moet je he-
lemaal overnieuw beginnen met zorgzaam gedrag voor elkaar aan te Ieren. Dat is die beroemde
solidariteit, waar we het vroeger altijd over hadden.
Solidariteit is een mannelijk begrip. Het verwijst naar de broederlijkheid in de strijd voor ge-
meenschappelijke belangen. Wie denkt dat mannen akelig met elkaar omgaan moet beter
opletten hoe solidair ze zijn als wij één van hen aanvallen - al die verlichte geesten die zeggen,
dat ze zelf niet van porno houden maar dat het censuur zou zijn om de andere mannen hun
plaatjes af te pakken zijn maar een voorbeeld. De banden tussen mannen zijn zo sterk omdat ze
onpersoonlijk zijn, objektief gegeven, niet afhankelijk van persoonlijke voorkeur of sympatie. In
de praatgroepen leerden we daarom ook om persoonlijke voorkeuren en antipatieën te over-
winnen, om andere vrouwen te Ieren waarderen als medestrijdsters en niet om hun lieve glim-
lach of vriendelijk gedrag, om ons aan vaste regels te houden en allemaal om de beurt notulen
te maken, om geheimhouding te bewaren over wat er verteld werd. Allemaal gewone, mannelij-
ke organisatieprincipes, die de basis zijn voor iedere machtsvorming onder moderne omstan-
digheden.
Het probleem is, dat we ze niet verder hebben ontwikkeld, omdat we zo bang zijn dat we echt
macht zouden kunnen veroveren en daar mannelijk van worden, of dat we door mannelijke
vrouwen in de vrouwenrol gedrukt zouden kunnen worden. De traditionele vrouwenverenigin-
gen zijn tenslotte een afschrikwekkend voorbeeld: de passiviteit van de leden, de arrogantie
van de hoofdbesturen. Toch is die angst voor grote, burokratiese organisaties op een misver-
stand gebaseerd: in een maatschappij waar de macht bij mannen berust, bestaan geen buro-
kratieën zonder mannen. De traditionele vrouwenverenigingen zijn een verlengstuk van man-
nelijke belangenorganisaties zoals kerken en politieke partijen: daarop berust het gezag van
hun top. Een radikale vrouwenbeweging die uiteraard geen enkele steun van mannen onder-
vindt, zou de eerste historiese beweging kunnen zijn die echte demokratiese strukturen gaat
opbouwen: organisaties waar de beslissingsmacht in handen ligt van gekozen vertegenwoor-
digsters die na een tijd vervangen worden door anderen, en die verantwoording moeten afleg-