van Baalen, Ekelschot, Harmsen en van Leeuwen, ZUSTERSCHAP EN DAARNA, geschiedenis van het
radikaal feminisme adhv tien jaar Amsterdamse Vrouwenkrant. Amsterdam 1982, de Bonte Was
hoofdstuk 4, MENENS
78
den hadden, was het zichtbaar pijnlijk dat iets wat zij als 'persoonlijk' hadden ge-
voeld, nu in een zo schel politiek licht werd gezet. (Uit ingezonden brieven die la-
ter in de Vrouwenkrant verschenen bleek dat allerlei vrouwen kritiek op het moe-
derschap ook alweer persoonlijk opvatten.) Maar het was waarschijnlijk juist die
schok, die de diskussie op gang bracht. (Het stuk is in dit boek niet opgenomen
omdat het al herdrukt is in Feminist III).
De vrouwen van de stakingskomitees die wèl verder wat wilden organiseren had-
den op de zo slecht bezochte bijeenkomst op 13 juni in het Vrouwenhuis het on-
derwerp van de volgende krant al min of meer bepaald. Het waren bijstandskomi-
teevrouwen die de staking tegen de abortuswet 'erbij' gedaan hadden en die
niets liever wilden dan een hele grote aktie om aan de afhankelijke ekonomiese
positie van bijstandsvrouwen een eind te maken. Een nummer dus over de bij-
stand, maar ook met een verslag van de zomeruniversiteit en de bijbehorende
bundel, waar allerlei lichtpuntjes in ontdekt werden. De vrouwen van Bonte Was,
Vrouwenkrant en Vrijwilligstersbond verhalen over hun post-vakantie-depressie
waar ze aller-vrouwelijkst in waren blijven steken totdat ze opeens weer begre-
pen dat het feminisme voor een groot deel bestaat uit het bestrijden van eigen en
andervrouws vrouwelijkheid; uit het afstand doen van de vrouwelijke konditie-
wat hetzelfde is als aktieve bemoeienis met de manschappij'.
Nu was die kollektieve depressie natuurlijk niet zomaar uit de lucht gevallen. De
terugslag na de staking had al enig ondermijnend werk gedaan, en in september
kwam er nog een flinke schep bovenop. Een nieuwe groep jonge vrouwen wilde
haar schouders onder de organisatie van het Vrouwenhuis gaan zetten - en
zoals jaarlijks na de zomer nodig was - er nieuw leven in brengen. Dat was pret-
tig, maar zij wilden dat niet zomaar doen. Zij hadden namelijk een nieuwe analy-
se van de oorzaak van de leegstand: het was de schuld van de vrouwen van het
landelijk stakingskomitee; die hadden met hun 'verkrampte kalvinistiese werk-
mentaliteit' iedereen weggejaagd! Alle vrouwen in Amsterdam werden opgeroe-
pen om daarover te komen klagen en in het daartoe uitgebrachte stencil werd
nadrukkelijk meegedeeld dat de Bonte Was, de Vrouwenkrant en de Vrijwillig-
stersbond niet welkom waren. Honderd vrouwen kwamen en klaagden, en had-
den plannen en anti-plannen en anti-anti-plannen, en uiteindelijk formuleerden
zij na een aantal vergaderingen gezusterlijk de Vrouwenhuisregels weer zoals
die al jaren bestonden: onbetaald, gezamenlijke verantwoordelijkheid voor
koördinatie en schoonmaken. Toen het eenmaal zover was waren de vrouwen
van de Bonte Was, de Vrouwenkrant en de Vrijwilligstersbond er inmiddels in ge-
slaagd al die nare agressiviteit te 'kantelen': hoe heerlijk dat ze zich niet langer
met het Vrouwenhuis hoefden te bemoeien en dat anderen dat gingen doen. Op
de muren van het Vrouwenhuis hadden ze 'Moeder komt niet' geschilderd en ze
waren weer aan het werk gegaan.
Met elkaar hadden ze na de staking drie Vrouwenkranten gemeenschappelijk ge-
maakt. Nu werd het tijd hun eigen aktiviteiten weer op te pakken. Het boeken uit-
geven was bij de Bonte Was in het slop geraakt en Feminist III riep erom te mo-
gen verschijnen. Ook de Vrijwilligstersbond was een beetje versukkeld; het leger
van 'vrijwilligsters' groeide wel dagelijks, maar het ledenaantal van de bond niet.
De NVV-vrouwenbond stelde dan ook alles in het werk om dat te voorkomen. De
vrijwilligsters hoorden bij hen - evenals de huisvrouwen die 'thuiswerk' deden -
want de NVV-vrouwenbond had macht, en zou na de fusie met de andere bon-
den in de FNV nog machtiger worden. In al hun propaganda vergaten ze er al-
leen bij te zeggen dat ze alleen mochten fuseren als ze zich niet met ekonomiese
aangelegenheden zouden bemoeien! En van hun standpunt dat vrijwilligsters
nooit de plaats van betaalde krachten mochten innemen - wat impliceerde dat