FEMINIST 3, teksten Anneke van Baalen & Marijke Ekelschot, Illustraties Annet Planten.
Amsterdam 1982, De Bonte Was
17
kombineert deze opvatting met een materialistiese opvatting over de verhouding tussen mannen
onderling, zodat uiteindelijk haar konklusies in grote lijnen neerkomen op de konklusies van het
marxisme, zoals die verwoord zijn in De Oorsprong van Engels: vrouwenonderdrukking is een
gevolg van de privé-eigendom van produktiemiddelen en zal ook afgeschaft worden door de
kollektivering van die produktiemiddelen.
De Beauvoir definieert in De Tweede Sekse vrouwen dus niet als klasse in marxistiese zin, in de
betekenis van een groep mensen die objektief gemeenschappelijke materiële belangen heeft. Wel
stelt zij de vraag of vrouwen subjektief bereid zijn om de vrouwelijkheid af te schaffen (een
idealisties begrip). Zij beantwoordt die vraag met nee. In tegenstelling tot De Beauvoir stelden de
Amerikaanse radikaal-feministen rond 1970 (zie Notes from the second year) dat vrouwen wél
een klasse zijn (naar aanleiding waarvan De Beauvoir haar oordeel herzag); zij riepen de sekse-
strijd uit: álle vrouwen zijn onderdrukt en het is in het belang van álle vrouwen om aan die
onderdrukking een eind te maken. Voor het eerst werd ook heel duidelijk de vijand in de strijd
genoemd: mannen. Er kwam een hele bewustwordingsgolf op gang, maar veranderingen in de
hoofden van vrouwen brachten helaas geen verandering in de materiële omstandigheden. Het was
dan ook onduidelijk gebleven waarop de konkrete gemeenschappelijke klassebelangen van vrouwen
zouden kunnen berusten (waardoor middenklassebelangen automaties de doelstellingen werden
van grote groepen vrouwen).
Ons werd in de loop der jaren duidelijker dat de gemeenschappelijke belangen van alle vrouwen te
vinden zijn in het onzichtbare werk dat zij verrichten: werk dat óf helemaal niet, óf te laag betaald
wordt en waarmee geen eer te behalen valt. En we ontdekten ook dat allerlei andere gebieden
waarop vrouwen zich onderdrukt voelen, zoals die van moederschap en seksualiteit, ook met het
begrip werk te verhelderen zijn: het voeden van en monsteren over kinderen en het emotioneel en
seksueel verzorgen van mannen horen ook gewoon onder het takenpakket van vrouwen betaald of
onbetaald, voor één man of meer mannen (zie de kollektieve Bonte Was-boeken).
Problemen met de feministiese histories materialistiese teorievorming:
De Beauvoir en Firestone
Onze gemeenschappelijke belangen zijn dus materiële belangen, en onze teorie zou behalve
histories ook materialisties moeten zijn. Wij zouden op een of andere manier bij het werk van Marx
en Engels moeten aansluiten. Dat geeft problemen, want het doel van het marxisme is nu eenmaal
niet om te begrijpen waarom vrouwen onderdrukt worden, maar hoe het kapitalisme ontstaan is: en
het kapitalisme is volgens Marx en Engels geslachtloos.
Je moet de teorie dus minstens aanvullen, en waarschijnlijk veranderen. Hiertoe waren o.a. door De
Beauvoir en Firestone al pogingen gedaan. Wanneer je kijkt hoe zij het aangepakt hebben, worden
de problemen (en de latere avonturen van de femsoc-teorie, waar we in een ander stuk op ingaan)
duidelijker.
De Beauvoir legde in navolging van Engels in haar histories overzicht een verband tussen
vrouwenonderdrukking en de partikuliere eigendom van produktiemiddelen; een dergelijke analyse
mondt noodzakelijkerwijze uit in de konklusie dat de remedie tegen vrouwenonderdrukking het
socialisme (het kollektief bezit van de produktiemiddelen) is. De Beauvoir beschouwt vrouwen dan
ook niet als een klasse, maar merkwaardig genoeg gebruikt ze hoewel bij Marx en Engels klasse
een ekonomies begrip is daar een psychologies argument voor: vrouwen willen de vrouwelijkheid
niet afschaffen, willen zichzelf als klasse niet opheffen: dus zijn ze geen klasse. Daarbij past ook dat
De Beauvoir vrouwen niet ziet als uitgebuit, maar uitsluitend als onderdrukt, en wel psychologies.
Mannen maken volgens haar vrouwen in die zin tot objekt dat ze in vrouwen alles projekteren wat
ze (in hun histories bepaald waardensysteem) slecht vinden. Vrouwen maken door hun niet-zijn het
mannelijke zijn, dat het werkelijke mens-zijn is, mogelijk; werkelijk mens-zijn, omdat de man als