Navigation bar
  Print document Start Previous page
 18 of 61 
Next page End 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23  

FEMINIST 3, teksten Anneke van Baalen & Marijke Ekelschot, Illustraties Annet Planten. 
Amsterdam 1982, De Bonte Was
18
subjekt gedwongen is tot transcedentie, het overstijgen van zijn eigen traagheid; de vrouw kan in de
passiviteit blijven hangen. De Beauvoir belandt dus in de paradox dat zij, terwijl zij de mannen
aanklaagt dat zij zichzelf tot de echte mens en de vrouw tot de Ander bestempeld hebben, hen
eigenlijk gelijk moet geven. In die zin vertegenwoordigt ze inderdaad de Selfmade vrouw: zij is er
niet ingetuind, heeft geen kinderen gekregen en altijd geweigerd voor Sartre te koken (behalve in de
oorlog toen er geen restaurants waren!); ze denkt met mannen mee en schrijft stapels boeken en
dreigt zich te gaan ergeren aan al die schaapachtige vrouwen om haar heen, die schijnen te weigeren
zelfstandig te worden. Maar ze is een evenwichtig en vriendelijk mens; ze ontwerpt een teorie dat
ze het ook niet kunnen helpen.
En zodra de volgende stap genomen was, sloot ze zich daar opgelucht bij aan. De Amerikaanse
radikaal-feministen, die zich rond 1970 van de mannen van de studentenbeweging losmaakten,
organiseerden zich, voor het eerst in de geschiedenis, tegen de vrouwelijkheid zelf. Zij verklaarden
dat vrouwen wél een klasse zijn, en wel de eerste en belangrijkste onderdrukte klasse: het
klasseverschil tussen mannen en vrouwen is het primaire, de klasseverschillen die op het al dan niet
bezitten van produktiemiddelen berusten, zijn slechts secundair.
Over wat voor soort klasse vrouwen dan zijn, waren de eerste radikaal-feministen nogal
onduidelijk. Ti-Grace Atkinson spreekt in ‘Notes from the second year’ over ‘metaphysical
cannibalism’, het mannelijk streven om potentie (macht) te verkrijgen en frustratie af te reageren
ten koste van vrouwen. Dat lijkt nog sterk op de door De Beauvoir beschreven verhouding van het
Ik en de Ander. Ook Firestone verwerpt het klassebegrip van Marx en Engels voor vrouwen, omdat
het niet diep genoeg gaat: ‘Er bestaat een heel seksueel substraat van de historiese dialektiek die
Engels soms vaag waarneemt, maar omdat hij seksualiteit alleen kan zien door het ekonomiese
filter en alles daartoe reduceert, is hij niet in staat dat op zijn eigen waarde te schatten.’
Zij wilde daarom een materialistiese geschiedenisvisie ontwikkelen die gebaseerd was op de
sekseverdeling zelf. Daarbij verwijt ze De Beauvoir dat zij de tegenstelling tussen het Ik en de
Ander ongewijzigd aan Hegel heeft ontleend: ‘Ze zegt: De mens (l’homme) denkt nooit aan zichzelf
zonder aan de Ander te denken: hij ziet de wereld onder het teken van een dualiteit die niet op de
eerste plaats seksueel van aard is. Maar omdat zij verschilt van de Man die zich als het zelf stelt,
wordt de vrouw natuurlijk naar de kategorie van de Ander verwezen; de ander sluit de vrouw in.
Misschien is ze haar doel voorbijgeschoten. Waarom zou je een fundamenteel Hegeliaans konsept
van Anders-zijn postuleren – en dan zorgvuldig de biologiese en historiese omstandigheden
dokumenteren die de klasse ‘vrouw’ in zo’n kategorie hebben geduwd – als je nooit serieus de veel
eenvoudiger en waarschijnlijker mogelijkheid hebt overwogen dat dit fundamentele dualisme
ontstaan is vanuit de sekseverdeling zelf?’ (Firestone, p. 7)
Na deze verstandige vraagstelling gaat Firestone dan zoeken naar de onderliggende materiële
verhouding. Helaas zoekt ze niet erg ver van huis dus vindt ze ‘de biologie zelf de voortplanting
aan de oorsprong van het dualisme’ (terwijl de Beauvoir juist zo haar best gedaan had om de
biologie onschadelijk te maken); en dan nog wel de voortplanting in ‘de biologiese familie de
fundamentele reproduktie-eenheid man/vrouw/kind, in elke vorm van sociale organisatie’.
Zij meent dat haar stelling ‘dat het natuurlijke reproduktieve verschil tussen de seksen rechtstreeks
leidde tot de eerste arbeidsdeling bij de oorsprong van klassen, en tegelijk de paradigma’s voor
kasten (diskriminatie op grond van biologiese karakteristieken)’ niet weerlegd wordt door
antropologies onderzoek over ‘kulurele relativiteit’ van man-vrouw-verhoudingen. (Waarschijnlijk
bedoelt ze hier Margaret Mead etc.) Zij stelt zich hier dus vierkant tegenover de matriarchaatsteorie
van Engels: vrouwen zijn vanaf het begin van de geschiedenis altijd onderdrukt geweest op grond
van hun vermogen om kinderen te baren; er is geen periode geweest waarin vrouwen de baas waren.
Dat geeft volgens haar ook niet: ‘Maar toegeven dat het seksuele machtsverschil biologies
http://www.purepage.com Previous page Top Next page