A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 5 De klassieke beschavingen
110
de liefde was geworden, maar ondertussen geen enkele god naast of onder zich duldde. De
christenen weigerden dus om de keizer te vereren en daarom werden ze door verschillende
keizers vervolgd en voor de leeuwen geworpen.
De christelijke kerk als mannenorganisatie
Onder de entoesiaste verspreiders van het geloof waren heel wat vrouwen, hoewel de
christelijke mannen daar steeds meer tegen gekant waren. Het was al begonnen met de
eerste mannelijke verspreiders van het geloof, die van die moderne opvattingen van Jezus
over de vrouw eigenlijk niets moesten hebben. De beruchtste is Paulus. Hij deed zijn uiterste
best om de oude, patriarchale verhoudingen weer op te bouwen: 'Zoals in alle gemeenten
der heiligen moeten de vrouwen in de gemeenten zwijgen; want het is haar niet vergund te
spreken, maar zij moeten ondergeschikt blijven, zoals ook de wet zegt' (Cor 14:34) luidt de
tekst waarmee tot de dag van vandaag generaties vrouwen achtervolgd zijn. Paulus maakte
duidelijk dat de gemeente een broederschap moest zijn. Zolang de vervolgingen nog
duurden waren de vrouwen te onmisbaar om ze helemaal buiten te sluiten. Want juist zij
waren de meest entoesiaste bekeerlingen en bekeersters. Vooral weduwen waren belangrijk
binnen de gemeentes: ze hadden tot taak om bekeerlingen voor hun doop te onderrichten.
Maar, al betrekkelijk snel begon het karakter van de geloofsorganisatie te veranderen.
Oorspronkelijk was er geen sprake van een 'kerk', van een organisatie; er waren alleen
gemeenschappen van gelovigen, de gemeenten, die door reizende en briefschrijvende
zendelingen geïnformeerd en gekontroleerd werden. In de tweede eeuw werden die
gemeenten onder de leiding gesteld van speciaal gewijde priesters, die onderling weer in
allerlei rangen verdeeld waren; per provincie kwam er een bisschop, en aan het hoofd een
paus. Vanaf dat moment verloren de gemeenten langzamerhand iedere zelfstandige
betekenis. Voor de weduwen was er in de hiërarchie geen plaats. Alleen het lage
priesterambt van diakones bleef nog tot de vroege middeleeuwen voor vrouwen toegankelijk.
Christendom en keizerlijke macht: vorming van onderdanen
De nieuwe organisatie was suksesvol - zo suksesvol dat de Romeinse keizers er iets in
begonnen te zien. Eerst probeerden ze de staatsgodsdienst volgens hetzelfde
organisatieschema te herordenen, maar in de vierde eeuw zochten ze toenadering tot de
christelijke kerk zelf. Eerst werd de christenen vrijheid van godsdienstuitoefening toegestaan
en daarna werden alle andere godsdiensten verboden; de christelijke kerk was staatskerk
geworden.
Vanuit het gezichtspunt van de keizerlijke heersers over een wereldrijk was dat niet
onbegrijpelijk. Het christendom had de keizer dan wel geen goddelijkheid aan te bieden,
maar het werkte hem verder niet tegen. Jezus had immers de gelovigen bevolen de keizer te
gehoorzamen
- 'Geef de keizer wat des keizers is, gode wat des godes is.' En verder
behandelde het christendom alle gelovigen als gelijke onderdanen van één vader, zonder
rekening te houden met volks-, stam-, clan- of familiebanden. Het richtte zich tot ieder
individu persoonlijk met de vraag om juist al die banden los te maken en zich bij de
onderdanen van god te voegen: 'Verlaat uw vader en moeder' zegt Jezus. Net zoals de
filosofen, die in Griekenland - en later ook in het Romeinse rijk - op logiese gronden tot de
gelijkheid van de mensen kwamen ging ook het christendom uit van de gelijkheid van alle
mensen; maar die filosofen richtten zich tot vrije en zelfstandige mannen, die zelf moesten
uitmaken wat goed was en wat niet. Het christendom berustte niet op zelfstandig nadenken,
maar op een emotionele overgave aan hogere machten, en later op gehoorzaamheid aan
hogere autoriteiten, die de wil van het opperwezen vertolkten.
Die emotionele overgave kenden de oosterse mysteriegodsdiensten ook, maar daar had het
niets met het leven van alledag te maken. De Griekse mysteriegodsdiensten hadden hun
oorsprong in de oude vrouwengodsdiensten: af en toe uitbundige feesten met dans,