A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 5 De klassieke beschavingen
111
dronkenschap, muziek en seks; openbare en gemeenschappelijke feesten. Met het
verdwijnen van de clans en het ontstaan van de slavensamenlevingen waren ze als het ware
'ondergronds' gegaan: ze waren mysterie geworden, inwijdingsrituelen waarbij
geheimzinnige dingen gebeurden, waarover de ingewijden niets mochten vertellen. De
ingewijden kregen door deelname aan de rituelen zicht op een leven na de dood. Maar hoe
ondergronds ook, de rituelen waren nog steeds uitbundig en lichamelijk, een bevrijding van
het alledaagse leven, zonder verband daarmee.
De heersers stonden ze oogluikend toe, omdat ze het als een geschikte uitlaatklep voor het
volk beschouwden. Maar ze konden die mysteries niet 'gebruiken' om het volk nieuwe,
alledaagse discipline te leren. En ook de overblijfselen van plaatselijke natuurgodsdiensten,
de verering van stenen bijvoorbeeld, leverden daar geen mogelijkheid voor.
Die nieuwe godsdienst, het christendom, was echter uitstekend geschikt om het volk te
disciplineren. Het christendom had als centraal gebod, naast de liefde tot god, de liefde tot
de naaste. Niets was geschikter om mensen die gedwongen waren anderen te verzorgen en
te gehoorzamen, aan hun plichten te herinneren.
Geen enkele godsdienst had ooit zo 'n hoge beloning gesteld op dienstbaarheid en
ondergeschiktheid: de belofte tot uitverkiezing in het hiernamaals, en daarmee de belofte van
morele superioriteit in het bestaande. Het christendom gaf de ontevredenen een wapen in de
hand waarmee ze zichzelf konden vernietigen, namelijk het idee dat de zwakken beter zijn
dan de sterken, en dat ze daarom al die gemene dingen die de sterken doen niet mogen;
officieel mogen ze het van god niet, of van de paus of van de priesters, maar uiteindelijk is
de bedoeling dat ze het niet van zichzelf mogen. Het toppunt van morele superioriteit is dan
als de onderdrukten bidden voor de onderdrukkers, opdat zij hoe slecht ze ook zijn - toch
óók in de hemel zullen komen.
Het christendom leverde de beste organisatie voor de vorming van onderdanen, die ooit was
uitgevonden. Het verbond de heilsleer met wereldlijke macht. De kerk had bijvoorbeeld geen
bezwaar tegen slavernij, omdat op aarde toch niemand vrij kon zijn. Met het invoeren van de
kerkelijke hiërarchie werden rangen en standen heilig verklaard. De kerk verbood gewapend
verzet tegen hogere machten 'wie het zwaard opneemt zal door het zwaard omkomen.' Maar
tegelijkertijd droeg hij de mannen op om het geloof te verbreiden en te verdedigen - met alle
middelen, ook met het zwaard. De kerk verbond zich met de wereldlijke macht en door de
plicht van naastenliefde alleen te laten gelden voor de machtelozen, voor slaven, horigen en
voor alle vrouwen.
De Romeinse keizer die in het begin van de vierde eeuw het christendom entoesiast
binnenhaalde beijverde zich dan ook, met de uitspraken van de kerkvaders in de hand, om
allerlei wetten die vrouwen meer rechten gaven dan ze in het oude rijk ooit bezeten hadden
weer af te nemen. Overspel en trouwen zonder vaderlijke toestemming werden streng
verboden. Echtscheidingsgronden voor vrouwen werden weer strikt beperkt.
Kerk en seksualiteit: doorgeslagen vrouwenhaat
Uiteindelijk bleek de bedoeling van de kerkvaders verder te gaan dan het inperken van de
bewegingsvrijheid van vrouwen. De Grieken en Romeinen waren nog in een soort
tussenfase; zij voelden haat en minachting en misschien angst voor vrouwen, en dus voor
alles wat specifiek vrouwelijk was: hun geslachtsorganen en alles wat daarmee te maken
had, zoals menstruatie en bevallingen.
Voor een deel losten ze dat op door homoseksualiteit, voor een deel door anale seks met
vrouwen, door sadisme en door seks met vrouwen die toch al geminacht en vogelvrij waren,
slavinnen en prostituees. Maar tegen seksualiteit op zich hadden ze geen bezwaar. Zelfs de
moralisten onder hen protesteerden alleen tegen uitwassen en overdrijvingen (maar dat was
eigenlijk voornamelijk een uitvloeisel van de klassieke moraal, die aanbeval om in alles het
juiste midden te houden).