Navigation bar
  Print document Start Previous page
 126 of 270 
Next page End 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131  

A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 6 De middeleeuwen
126
Verder probeerden de gilden onderlinge konkurrentie zo veel mogelijk te beperken, en hun
konkurrentiepositie ten opzichte van andere steden zo sterk mogelijk te maken. Ze regelden
daarom het produktieproces zo nauwkeurig mogelijk: wat er gemaakt werd, en hoe, en van
welke kwaliteit het moest zijn. Hoeveel knechts (gezellen) ieder gildelid (de meester) in
dienst mocht hebben. Hoe lang die gezellen mochten werken en tegen welk loon. En wie er
toegelaten werd tot het gilde, en op welke voorwaarden dan. Ze zwoeren elkaar de
vakgeheimen aan niemand prijs te geven.
Alles wat overeengekomen was werd nauwkeurig gekontroleerd. Zo werd het ook hier steeds
moeilijker om de gildes binnen te komen. De gildemeesters wilden alles voor hun eigen
familie behouden. Op den duur was de enige mogelijkheid om tot een gilde toegelaten te
worden, het trouwen met een weduwe van een gildemeester. Dat betekende dat iedereen
die geen gildemeester was, almaar in een slechtere positie terecht kwam. Zo verslechterde
niet alleen de positie van de gezellen en van de leerlingen, die nu geen enkele mogelijkheid
meer hadden om tegen loon voor een andere baas te gaan werken, maar ook die van de
vrouwen.
Vrouwenarbeid op het platteland
Heel veel van het werk dat de stedelijke gilden onder elkaar gingen verdelen was
vrouwenwerk op het land geweest, toen het land nog geen 'platteland' was, maar de plek
waar het hele leven zich afspeelde. We hebben gezien dat ook op de landgoederen de
meeste ambachtelijke werkzaamheden zich afspeelden in de 'vrouwenvertrekken'; en de rest
gebeurde op de boerderijtjes, tussen het land werk en de rest van het huishouden door.
Dat soort werk, het maken van eten en kleren, was al niet meer wat het geweest was. Al die
vaardigheden waren met de landbouw ontwikkeld, als deel van een groot geheel van
samenleven en samenwerken van vrouwen onderling. Toen mannen godsdienst, handel,
politiek, veeteelt, metaalbewerking, het hanteren van het pottebakkerswiel, tot afzonderlijke
bezigheden met een eigen mannen prestige gingen maken, was het overblijvende werk voor
de vrouwen al minder samenhangend en bevredigend geworden. Maar er was nog heel veel
wat vrouwen zelfstandig konden beslissen en regelen: In de Griekse en Romeinse tijd waren
ze niet in de landbouw ingeschakeld. In de 'donkere eeuwen' was hun werk op het land, met
alles wat daarbij hoorde, weer nodig. 
In het begin van de veertiende eeuw zag hun werk er in een klein dorpje in de Pyreneeën als
volgt uit:
'De arbeidsverdeling was volgens leeftijd en sekse. De mannen ploegden, oogsten het graan
en groeven de rapen uit. Zij gingen ook jagen en vissen, want de rivieren zaten vol forellen
en de wouden vol eekhoorns en fazanten. Als de kinderen oud genoeg waren gingen ze op
de kuddes van hun vaders passen. De vrouwen zorgden voor water, vuur, de tuin, het koken,
het verzamelen van brandhout. Zij sneden de kool, wiedden het koren, bonden de schoven,
repareerden de wan, wasten de potten bij de bron en gingen – ieder met een brood op het
hoofd balancerend - samen met de rondtrekkende seizoenarbeidsters oogsten. Vrouwen
hadden een hard leven, vooral als ze jong waren.'
Bij de aktiviteiten die de schrijver van 'Montaillou' opsomt kwamen natuurlijk ook nog al het
spinnen en weven, naaien en verstellen, het wassen van kleren, het baren en opvoeden van
kinderen, het naar de molen gaan om koren te malen en de tochten naar de stad om
produkten naar de markt te brengen.
Naast hun eigen patriarchen onderhielden de vrouwen met al die inspanningen ook de adel
en de kerk. Zolang die maar niet te dicht in de buurt kwamen, hadden de vrouwen daar niet
zoveel last van. Hun leven werd bepaald door hun eigen onderlinge kontakten, met ruzies,
familievetes en een enkele feestdag als broodnodige afwisseling. De meesten werden,
zolang ze jong waren, door hun vaders en mannen getyranniseerd; zodra ze wat ouder
werden namen ze wraak; maar ook als ze in feite gehoorzaam waren en hun taken
uitvoerden wisten ze hun mannen vaak aardig uit te schelden en in het nauw te drijven; niet
http://www.purepage.com Previous page Top Next page