A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 6 De middeleeuwen
131
De adel en de geldekonomie: groeiende behoeften en strijd om
nieuwe inkomstenbronnen
Ook de adel werd beïnvloed door de groeiende geldekonomie. Naarmate de handelaars in
de steden rijker en pronkzuchtiger werden, steeg natuurlijk hun behoefte aan luxe en pracht
ook. Als de vrouwen van rijke burgers prachtige jurken hadden, dan moesten de vrouwen
van de adel die natuurlijk ook krijgen. Als er op de tafels van de burgers eksotiese gerechten
verschenen, dan kon de koning, de graaf of de hertog toch zeker niet achterblijven. Zij waren
de hoogsten in de door god gegeven orde en dat moesten ze ook laten blijken. Maar dat
kostte wel veel geld. In de praktijk had de adel de mogelijkheden om aan het nodige geld te
komen: meer land veroveren, de boerenbevolking harder uitbuiten of een rijke vrouw
trouwen.
Land veroveren betekende oorlog. Er was dus voortdurend oorlog tussen de ene heer en de
andere, of tussen groepjes heren al dan niet geholpen door de steden, die met hun
handelsbelangen ook heel wat af te vechten hadden. Maar oorlogen kostten ook veel geld.
De vazallen van een leenheer waren wel verplicht om op eigen kosten voor hem te vechten,
maar al snel bedongen ze dat dat bijvoorbeeld niet langer dan 40 dagen verplicht was.
Meestal kwam de oorlog dan pas goed op gang, dus was de heer verplicht ook andere
ridders mee te nemen; vrije mannen, die tegen betaling voor hem vochten (iedereen die van
adel was was een ridder; maar niet iedere ridder was van adel. In principe was iedere man
die een paard en een pantser had een ridder; dat kon dus ook een vrije man zijn en zelfs een
halfvrije. Pas laat in de middeleeuwen vielen de begrippen 'ridderlijk' en 'adellijk' ongeveer
samen).
Een oorlog was eigenlijk alleen winstgevend als degenen die hem begonnen vrij zeker van
een overwinning waren; de opbrengst bestond dan uit de buitgemaakte bezittingen van de
bevolking, het land en de bevolking erop en - niet te vergeten - de losgelden die voor
eventuele gevangen genomen edelen gevraagd werden. Als de strijd verloren werd was voor
veel ridders grote armoe het gevolg.
Zo waren ook de kruistochten een grote gok. Vanaf het eind van de elfde eeuw riepen de
pausen de adel op naar het heilig land, om daar Jeruzalem in te nemen en de 'heidense'
Islamieten te verdrijven. Bezit, vrouwen en landerijen lagen daar als beloning te wachten,
leek het. Maar na de schrik van de eerste kruistocht sloegen de mohammedanen hard terug
met hun kromzwaarden. Sommige kruisridders lukte het wel om nieuwe gebieden te
veroveren, maar na korte of lange tijd raakten ze ze weer kwijt. Alleen in Spanje en oost-
Europa hielden ze blijvende macht. Maar ontelbare ridders kwamen om. Hun vrouwen die
hun burchten verdedigd hadden zochten vaak een echtgenoot onder de overgeblevenen, en
de onderlinge strijd ging gewoon door.
Huwelijk en hoofse liefde
Zoals altijd wanneer de heren oorlog voerden, ontleenden hun vrouwen daaraan een zekere
zelfstandigheid. Hun taak als manager van de landerijen werd nog belangrijker.
Verder had het leenstelsel de adellijke vrouwen tot zeer belangrijke schaakstukken gemaakt
in de strijd om de politieke macht. In de meeste gevallen konden namelijk ook dochters de
lenen van hun vader erven; zolang ze ongetrouwd bleven bestuurden ze ze zelfstandig. Als
ze trouwden vielen hun bezittingen onder het bestuur van hun echtgenoot - zolang die thuis
was. Dus was voor de heren het sluiten van een voordelig huwelijk aantrekkelijker en veel
minder riskant dan oorlogvoeren. Adellijke families waren dan ook voortdurend bezig met
huwelijksonderhandelingen over steeds jongere kinderen. Verlovingen werden soms al
gesloten als de huwelijkspartners nog in de wieg lagen, huwelijken als ze een jaar of veertien
waren. Vanwege de verbrokkeldheid en verwevenheid van alle adellijke machtsgebiedjes
bemoeiden ook allerlei andere grootheden buiten de familie zich ermee. Vrouwen konden
aan al dat gedoe pas goed meedoen als ze hun eerste kraambedden èn hun eerste man