A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 6 De middeleeuwen
140
Ondertussen woedde ook nog vanaf 1339 tussen Engeland en Frankrijk de honderdjarige
oorlog (de engelse koning had het in zijn hoofd gekregen dat hij Frankrijk wou veroveren).
Door alle veldslagen en plunderingen waren grote delen van Frankrijk tot een woestijn
gemaakt, 'waar men geen haan meer hoorde kraaien noch een kip kakelen.' (Pirenne)
Tot overmaat van ramp heerste de Zwarte Dood: de pestepidemie die in 1347 vanaf het
oosten via scheepsratten en hun vlooien Europa binnenkwam en daar in de volgende zestig
jaar bijna de helft van de bevolking doodde - de armen het eerst. Hele dorpen werden
uitgeroeid, akkers werden niet meer bewerkt, er groeiden weer bossen op moeizaam
ontgonnen landbouwgronden. De overlevenden profiteerden echter wel van het tekort aan
arbeidskrachten: hun lonen stegen.
In Engeland leek de situatie van de boerenbevolking op het eind van de veertiende eeuw op
die in Vlaanderen. De lonen waren gestegen en daardoor gesterkt wilden de horigen en de
landarbeid-st-ers de laatste resten van hofstelsel, horigheid en herendiensten afschaffen.
Juist omdat die feodale verhoudingen zo zeldzaam begonnen te worden, drukten ze des te
vernederender op de mensen die er onder moesten leven. Zij werden gesterkt door één van
de vele religieuze bewegingen, die zich tegen de verwording in de kerk richtten, en in het
biezonder tegen de sociale ongelijkheid. Van hen is het beroemde liedje: 'When Adam
delved and Eve span, where was then the gentleman?' (Toen Adam groef en Eva spon, waar
was toen de edelman?) Maar ook zij werden na een paar maanden door de gekombineerde
machten van kerk en adel verslagen.
Dit zijn maar een paar voorbeelden van opstanden; er waren er veel meer. Geen had er
blijvend sukses. De boerenbevolking was niet goed georganiseerd, niet goed bewapend. De
heren wel.
De overgang naar de nieuwe tijden
Hongersnood, bevrijdingsstrijd, kettervervolgingen, pestepidemieën: die bepaalden de
spektakulaire lotgevallen van de plattelandsbevolking in de .13e, 14e en 15e eeuw. Ze
probeerden hun traditionele manier van leven voort te zetten, maar ze werden steeds
afhankelijker van wat er in de steden gebeurde. Want uiteindelijk werd daar bepaald hoe de
kerk en adel hen onderdrukten en uitbuitten.
De mannelijke stadsburgers waren immers door hun rijkdom serieuze konkurrenten van adel
en vorsten geworden. Ze hadden hun eigen militaire middelen en ze verdedigden hun
voorrechten (privileges) en vrijheden die de adel hen ooit in hoop op winst gegeven had, met
kracht. We hebben al gezien dat de adellijke heren van de steden afhankelijk waren, omdat
alleen daar geld te halen viel. Wilden de vorsten belastingen heffen, dan moesten ze de
standen - een vergadering van adel, geestelijkheid en stadsbesturen - bijeenroepen om
toestemming te vragen. Het leek of de nieuwe burgerij in de steden op weg was om de
politieke macht over te nemen, om een nieuwe heersende klasse te worden.
Maar zover was het nog niet. De burgerij was rijk en machtig, maar alleen als parasieten op
wat anderen produceerden. De werkelijke produktie gebeurde nog steeds in de landbouw.
Daarmee vergeleken produceerden de steden eigenlijk alleen nog maar kleine hoeveelheden
gebruiksartikelen. De werkelijke rijkdom bestond nog steeds uit het bezit van land, en de
zeggenschap over de mensen die er werkten. De handelskapitalisten zouden pas echte
macht krijgen als ze erin zouden slagen de mensen van het land los te maken, en ze zelf
aan het werk te zetten. De ambachtsgildes, met hun afkeer van produktieuitbreiding, van
techniese vernieuwingen en konkurrentie, waren daarvoor ongeschikt. Zij waren nog heel
goed in staat om de konkurrerende werkplaatsen met daglo-o-n-st-ers het bestaan vrij
onmogelijk te maken.
De handel bleef dan ook de belangrijkste 'aktiviteit' van de burgerij. Halverwege de 15
e
eeuw
openden zich daarvoor dan ook ongekende mogelijkheden. Ontdekkingen op
scheepvaartgebied (het kompas, het roer, schepen met meer masten, met dwarsgetuigde
zeilen) brachten de wereldzeeën binnen bereik. Voor die tijd hadden vrij kleine scheepjes