A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 7 Van feodalisme naar kapitalisme; van heerschappij naar manschappij
144
alle rechten: hij werd de eigenaar. Het hele netwerk van feodale banden dat juist door de
verwevenheid van rechten zo sterk was geweest - werd zo langzaam maar zeker ontrafeld.
Maar de kroon werd op het werk gezet door het Romeinse publiek recht, dat de betrekkingen
van de onderdanen met de overheid regelde. De eenvoudige hoofdregel in de tijd van de
absolute vorsten was: 'de wil van de vorst heeft kracht van wet.' De adel was zo verzwakt dat
hij zich daartegen nauwelijks meer verzette. Misschien vonden ze het eigenlijk ook wel best
zo, omdat ze er belang bij hadden dat de koning de boeren eronder hield, nu ze dat zelf niet
meer konden. Ook de steden hadden gemengde belangen: aan de ene kant dreigden de
vorsten hen hun eigen wetgevende en militaire macht te ontnemen, aan de andere kant
hadden ze belang bij de vorstenmacht, die de verovering van overzeese gebiedsdelen
steunde, en de binnenlandse handel bevorderde.
Zo ontstonden geleidelijk steeds grotere en samenhangender koning- en keizerrijken, waarin
alle verdeelde macht van de adel en van de steden steeds meer naar een centraal
wetgevend en besturend apparaat werd getrokken. Het apparaat werd gevuld met zonen van
burgerij en adel, die óf niet zo geschikt waren voor de handel, óf voor wie er te weinig land
was. Bij de adel werd steeds gebruikelijker dat de oudste zoon het land erfde; de burgerij
volgde dit voorbeeld na en liet op den duur de oudste zoon 'de zaak' erven.
Door het ambtenarenapparaat van de vorst groeide de adel en de burgerij aardig naar elkaar
toe. De adel ging nu ook in de handel om rijk te worden, de burgerij kocht adellijke titels of
adellijke vrouwen en bootste de adellijke levenswijze na: want de burgermannen waren wel
heel trots op zichzelf maar het leven van de 'nietsdoende' klasse beschouwden ze toch nog
als hoger.
Door deze vermenging van de kultuurvormen van de adel en van de burgerij ontstond er een
nieuwe mannenkultuur: de renaissance.
De renaissance: kunsten en wetenschappen
Deze nieuwe kultuur kwam niet uit de lucht vallen. De noord-Italiaanse steden hadden niet
alleen het Romeinse recht herboren laten worden, maar de hele klassieke beschaving.
Griekse en Romeinse boeken verschenen in grote getale op de universiteiten. Naast het
recht werden de klassieke filosofie, natuurwetenschappen en geneeskunst bestudeerd.
Het 'humanisme' ontwikkelde zich: een nieuwe wereldbeschouwing, die niet god als
schepper en instandhouder van de hele wereld centraal stelde, maar van de mens dat wil
zeggen de man - uitging. Zijn levensdoel was nu niet meer om te zorgen dat hij na zijn dood
in de hemel zou komen, maar om de mogelijkheden van de wereld te ontdekken, en ervan te
genieten. De beeldende kunst ging weer, zoals in de klassieke oudheid, het naakte
mannenlichaam vereren; de wetenschap verzette zich tegen de overleefde denkbeelden,
zoals die zich vanaf de dertiende eeuw op de, door de pausen gedomineerde, universiteiten
hadden ontwikkeld.
De nieuwe wetenschap stelde zich tot doel de oorzaken van allerlei verschijnselen te leren
kennen. Zo ontstond bijvoorbeeld de mediese wetenschap. De kerk had altijd benadrukt dat
de wereld was zoals god dat wilde, dus ook dat alle rampen, ziektes, hongersnoden door
god gewild waren, als straf voor de menselijke zonden - van arme mensen. Want de kerk
behandelde arme en rijke mensen heel verschillend. Tegen de armen zei de kerk dat ziektes
straffen van god waren; dat ze daar dankbaar voor moesten zijn, dat ze maar veel moesten
bidden en dat ze later in de hemel vast wel minder ziek zouden zijn. Tegelijk begon de kerk
steeds gewelddadiger op te treden tegen de genezende leken, die vooral vrouwen waren: als
iemand probeerde een zieke te genezen, dan ging zij of hij in tegen de wil van god; dat was
duivelswerk. Iemand kon bij wijze van spreken alleen maar genezen doordat de duivel dat
gedaan had: op de heksen vervolgingen - het uitmoorden van kruidenvrouwen en
vroedvrouwen - komen we nog terug.
De gezondheid van de rijken moest echter wel beschermd worden. In dezelfde tijd dat de
kerk zich. tegen leken ging verzetten, begon zich op de kerkelijke universiteiten de