Navigation bar
  Print document Start Previous page
 143 of 270 
Next page End 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148  

A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 7 Van feodalisme naar kapitalisme; van heerschappij naar manschappij
143
Hoofdstuk 7 van feodalisme
naar kapitalisme; van heerschappij
naar manschappij
Vorsten op weg naar absolute macht. De vijftiende eeuw
Gedurende de hele middeleeuwen waren de adellijke heren in voortdurende
konkurrentiestrijd om het land gewikkeld geweest. Degene die daar het meest suksesvol in
was kon de titel van koning of keizer veroveren; anderen moesten er genoegen mee nemen
slechts een rijke graaf of hertog of bisschop te zijn. De koninklijke macht begon geleidelijk
belangrijker te worden, omdat in de konkurrentiestrijd steeds meer 'kleine' edelen verwijderd
werden. Voor de groten bleef er dan steeds meer over. 
Bovendien hadden militaire uitvindingen - buskruit en bronzen kanonnen - de kastelen van
de ridders vrij waardeloos gemaakt. Het waren geen onneembare vestingen meer. De strijd
werd ook niet meer beslist in een ridderlijk gevecht van man tot man, maar,door steeds
grotere legers, die van steeds grotere afstanden op elkaar schoten. De militaire macht kwam
in handen van degene die het grootste leger kon huren, dus van de rijkste. Als die eenmaal
de koningsmacht over een bepaald gebied had veroverd, kon hij zijn macht gebruiken om
steeds rijker te worden, en nog grotere legers aan te schaffen.
Die vergroting van de rijkdom kregen de vorsten onder andere voor elkaar door belastingen
te heffen, van de mensen die het minst te missen hadden - want daar verzetten de standen
zich niet tegen. De vorsten begonnen aan de opbouw van een ambtenarenapparaat, te
beginnen met belastingambtenaren, ambtenaren om toezicht te houden op de
belastingambtenaren en ambtenaren pm toezicht te houden op de toezichthouders, enz. 
In Frankrijk was dit in 1302 al zover uit de hand gelopen dat nog weer andere ambtenaren
het voorschrift uitvaardigden dat er van iedere vijf ambtenaren vier moesten verdwijnen! Al
die ambtenaren moesten natuurlijk ook betaald worden, uit de opbrengst van de belastingen.
Maar meestal vonden de vorsten het eenvoudiger om de ambten gewoon te verkopen - dat
leverde ze dan meteen kontant geld op. Het gevolg was alleen dat de ambtenaren daardoor
niet meer te kontroleren waren en dat de bevolking nog erger werd uitgezogen. Iets waar de
adel zich dan weer tegen verzette, omdat ze dat liever zelf deden. 
Ook in de steden werden veel ambten verkocht; rijke burgers kochten ze voor hun zonen en
lieten het werk dat met het innen van allerlei 'rechten' verbonden was, door een
onderbetaalde klerk doen. De winst was wel 300 of 400 procent van het aan koop bedrag.
Geleidelijk kregen de vorsten adel en ambtenaren toch wat beter in de hand. Daarvoor
maakten ze gebruik van het organisatiemiddel, waar de pausen ook al zoveel plezier van
gehad hadden: het Romeinse recht.
We hebben gezien dat de steden het Romeinse recht uit de kast gehaald hadden om de
handelsbetrekkingen te regelen. Daar was het heel geschikt voor, omdat het geheel los
stond van persoonlijke verhoudingen en tradities. Eigendom is eigendom, alleen van die éne
eigenaar, niet van twee, drie of vier mensen samen, volgens oude tradities, die altijd
onduidelijk zijn en waar eindeloos over geruzied kan worden. En afspraak is afspraak,
beloftes tussen gelijken moeten nagekomen worden; en wie zijn afspraak niet nakomt moet
de schade betalen, die de ander daardoor geleden heeft. Heel eenvoudig, en heel
onpersoonlijk.
Het nieuwe eigendomsrecht verdrong geleidelijk het oude, gedeelde eigendomsrecht ook op
het platteland. Vroeger had de boerenbevolking nog allerlei rechten gehad op de grond die
zij bebouwden, al had de leenheer dan ook de meeste rechten; maar nu kreeg de leenheer
http://www.purepage.com Previous page Top Next page