Navigation bar
  Print document Start Previous page
 145 of 270 
Next page End 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150  

A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 7 Van feodalisme naar kapitalisme; van heerschappij naar manschappij
145
geneeskunst als wetenschap te ontwikkelen, vanaf de dertiende eeuw. Een zuiver teoretiese
wetenschap gebaseerd op oude teorieën over het menselijk lichaam, een studiegebied dat
voor vrouwen verboden was. Onderzoek kwam er niet aan te pas; er werd gelezen, gepraat
en gedacht. De teorie was dat de gezondheid van mensen bepaald werd door het evenwicht
tussen de lichaamssappen: bloed, water, gele gal en zwarte gal. Als je van een van die
vloeistoffen te veel of te weinig had, werd je ziek. Terapieën waren er op gericht het
evenwicht weer te herstellen: aderlaten om een teveel aan bloed kwijt te raken, sterke
braakmiddelen om een teveel aan gal kwijt te raken, enz. Onder bescherming van de kerk
mochten de met deze kennis toegeruste mannen op het genezerspad: maar het was dure
kennis, alleen bestemd voor de rijken. In de 13
e
, 14
e
en 15
e
eeuw had de kerk ieder prakties
onderzoek naar de werking van het menselijk lichaam tegen weten te houden, door met de
brandstapel te dreigen of die ook te gebruiken. Maar vanaf de 16
e
eeuw begonnen de
wetenschappers zich daar steeds minder van aan te trekken. Vrolijk sneden ze de lijken
open om eens te kijken wat daar allemaal in zat. Zo ontdekten ze hoe de bloedsomloop
werkt en waar de hersenen en allerlei organen precies zaten. Niet dat de geneeskunst er
verder veel mee opschoot; het bleef voorlopig bij anatomiese kennis, waar weinig mee
gedaan werd. De kerk bemoeide zich er op den duur niet meer mee.
Waar de kerk zich wel mee bleef bemoeien was met het genezen van mensen; toen de arts
Paracelsus in het begin van de 17e eeuw toegaf dat hij zijn genezende kennis allemaal van
kruidenvrouwen had, werd hij tot de brandstapel veroordeeld. Hij wist te ontkomen door al
zijn aantekeningen te verbranden.
Ook tegen de overleefde denkbeelden van de ordening en de wetmatigheden van de natuur
verzetten de kunstenaars en wetenschappers zich; de kunstenaars uit de tijd van de
renaissance beelden de natuur niet alleen af, maar onderzochten hem ook. Leonardo da
Vinci maakte tekeningen van machines en apparaten en zelfs van een vliegtuig. De
wetenschappers gingen op zoek naar de wetmatigheden van de natuur en naar de ordening
van het heelal. Ook daar verzette de kerk zich heftig tegen. Galileï nam op aandrang van de
kerk zijn stelling dat de aarde om de zon draaide, en dus niet het middelpunt van het heelal
was, terug, om aan de brandstapel te ontkomen. Bruno hield vast aan zijn stelling dat het
universum oneindig is; hij werd in 1600 als ketter verbrand.
Maar langzaam maar zeker moest de kerk op alle terreinen plaats maken. Het geloof werd
naar het terrein van de godsdienst teruggedrongen. Steeds meer werd er reklame gemaakt
voor het vermogen van de mens - man - om de werkelijkheid te begrijpen en onder te
brengen in natuurwetten van oorzaak en gevolg. Ook de politieke macht werd een
onderwerp van wetenschappelijke studie. Macchiavelli verdedigde in het begin van de 16e
eeuw dat de politieke macht van de vorst een doel op zichzelf moest zijn. Juristen als Bodin
probeerden echter een rechtssysteem te ontwerpen om die macht juist te rechtvaardigen; zij
zeiden dat god aan de vorsten het recht en de plicht had gegeven tot het uitoefenen van
absolute macht over hun onderdanen om hen tegen elkaar te beschermen.
De kunstuitingen van de renaissance gingen oppervlakkig gezien over genot en erotiek,
maar dat was niet het wezenlijke. De harde kern ervan was mannenmacht en
mannenverstand, harder en algemener naarmate de tijd vorderde en de wetenschappelijke
strijd over de ordening en de beheersing van de wereld niet alleen meer gevoerd werd in de
Italiaanse vorstendommen en stadsstaten. Want ook de grote vorsten van Frankrijk,
Engeland en Duitsland, met hun centrale bestuursapparaten konden de nieuwe wetenschap
uitstekend gebruiken. De macht van de vorst was niet meer een symboliese afstraling van de
macht van de vadergod, maar een harde, georganiseerde heerschappij over de wereld - over
de mensen die op het land werkten, niet alleen op de domeinen van de vorst, maar in het
hele gebied, en uiteindelijk ook in de vreemde werelddelen.
http://www.purepage.com Previous page Top Next page