A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 7 Van feodalisme naar kapitalisme; van heerschappij naar manschappij
148
gildevoorschriften ze zetten grote groepen loonarbeiders en kleine groepen loonarbeidsters
aan heel ver gespecialiseerde taken en probeerden de produktie zo groot mogelijk te laten
zijn - maar tegen de onderbetaalde 'huisindustrie' moesten ze het afleggen.
Werkplaatsen die niet volgens gildevoorschriften georganiseerd waren, maar toch ook nog
geen échte fabrieken waren, heetten 'manufakturen'. Naast de textielmanufakturen waren er
ook, die geen 'konkurrentie' van de huisindustrie te vrezen hadden: suikerraffinaderijen,
glasblazerijen, ijzersmelterijen, houtzagerijen en manufakturen in papier, steen en
aardewerk. Vroeger hadden de vrouwen thuis nog wel bier gebrouwen, maar de
modernisering in de bierbrouwerijen had het voor hen - hoe onderbetaald ze ook waren -
onmogelijk gemaakt om te konkurreren.
Maar ook in de manufakturen konden lang niet alle werklozen werk krijgen. De terreur tegen
de armen, in de rijke steden, had dan ook niet tot doel dat ze gingen werken, maar dat ze
niet in opstand kwamen. Hun rustige aanwezigheid was dan geschikt om voor degenen die
wel werk hadden de lonen laag te kunnen houden (voor iedere klager zo honderd anderen).
Overigens betekende dat niet dat de armen een prettig leven hadden en dat het de
bedoeling was dat ze helemaal niets deden. De stedelijke bestuurders probeerden via
armenhuizen weduwen, wezen en gestraften te laten spinnen en raspen (hout voor
verfstoffen) om zo nog wat uit ze te kunnen persen. Er werd alleen eenvoudig niet genoeg
geld besteed om dat uitpersen op grote schaal te laten gebeuren.
De burgers gebruikten hun handelswinsten liever voor wat anders. Ze rustten er nieuwe
schepen mee uit voor nog meer roof - een winst van 400 procent op een roofexpeditie was
heel gewoon; en de handelslieden hoefden er niets voor te doen; de zeelieden deden het
werk en waagden hun leven.
De burgers hadden allang goed ervoor gezorgd dat zij hun geld er niet echt aan waagden.
De financiële risiko's van het vergaan van schepen of het omkomen van ekspedities wisten
de burgers te verdelen, door allerlei slimme juridiese konstrukties, waarvoor de
handelsrechtgeleerden in de vroeg-middeleeuwse Italiaanse steden al de basis gelegd
hadden.
Nieuwe handelsbanden
De vennootschap op aandelen was een van die handige konstrukties. Er ontwikkelden zich
daardoor allerlei vormen van bedrijvigheid, waarmee geld verdiend kon worden, zonder dat
er maar één produkt bijgemaakt hoefde te worden, en zonder dat er zelfs maar iets vervoerd
hoefde te worden: de geldhandel. Van handel en produktie werd een soort gokspel gemaakt,
met fiches van alle gewenste waarden. Er kon net zoveel ingezet worden als iemand zelf
wilde: een zeeman of producent hoefde je er nooit voor te zien of te spreken. Het principe
van de vennootschap op aandelen is dat men het risiko van een onderneming net zo ver kan
verdelen als men wil. Vroeger was het een heel gedoe om in de handel te gaan. Er moest
een schip gekocht, een kapitein gezocht, een lading aangeschaft worden; scheepslonen
moesten betaald, waarvoor de handelaar het geld moest voorschieten, in de hoop dat het
allemaal goed af zou lopen. Als het schip inderdaad vol met kruidnagelen terugkwam, dan
moest de handelaar die verkopen, om zich vervolgens in een nieuw avontuur te kunnen
storten.
De juristen in de noord-Italiaanse steden hadden al een vorm ontworpen waardoor iemand
die al die moeite er niet voor over had, toch mee kon doen: de commanditaire vennootschap,
waar de 'stille' vennoot voor het geld zorgde en de andere het werk deed. De vennootschap
op aandelen is een verzameling van 'stille' vennoten, die zo stil zijn dat ze elkaar niet eens
hoeven kennen: zij kopen ieder een aandeel in een onderneming, stellen direkteuren aan en
innen hun aandeel in de winst. Dat aandeel kan ook weer verkocht worden; als het goed
gaat met de onderneming is het veel waard, als het slecht gaat weinig.
De rijke burgers hoefden nu helemaal niet meer te werken. Ze stopten hun geld in méér dan
één onderneming, waardoor de risiko's nog meer gespreid werden, en door het kopen en