A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 9 Verzorgingsstaat, monopoliekapitalisme en fascisme
198
De katholiek Romme probeerde in 1937 zelfs voor elkaar te krijgen dat alle getrouwde
vrouwen uit het arbeidsproces verwijderd zouden worden: 'Eene gehuwde vrouw mag geen
arbeid verrichten...' 'Naar natuurlijk bestel dient de man de kostwinner van het gezin te zijn
en heeft de vrouw tot taak de verzorging van het gezin. De vrouw wordt door haar
beroepsbezigheden verhinderd de gezinsbelangen naar behooren te behartigen...een
sociaal euvel van zoodanige betekenis, dat...optreden daartegen van overheidswege
volkomen op zijn plaats is...'
Dit wetsontwerp ging zelfs de ingesluimerde vrouwenbeweging te ver. Van alle kanten kwam
er fel verzet, met resultaat; door de opvolger van Romme werd het voorstel ingetrokken. Met
lede ogen zagen de konfessionelen aan dat het bedrijfsleven er helemaal niet zo happig op
was om uit zichzelf gehuwde vrouwen te gaan ontslaan; zulke goedkope arbeidskrachten
kregen ze immers nooit meer.
In 1938 ging het trouwens met de Europese ekonomie al weer wat beter - omdat er oorlog
dreigde. De bewapeningsindustrie breidde zich uit en trok de rest mee. Die ontwikkeling had
het kapitaal aan Duitsland te danken. De nationaal-socialisten hadden daar van de krisis
gebruik gemaakt om aan de macht te komen.
De krisis in Duitsland: de nazi's
Duitsland had zich van de eerste wereldoorlog nog helemaal niet weten te herstellen toen in
1929 de krisis een feit werd. De gevolgen waren dan ook rampzaliger dan waar ook ter
wereld. Aanvankelijk voerde de regering dezelfde bezuinigingspolitiek als in Nederland, en
met dezelfde vreselijke resultaten. Maar in Nederland werden alleen de werklozen vervolgd,
en in Duitsland werden daarnaast ook steeds meer (eventuele) kritiese stemmen
uitgeschakeld. De regering kreeg ieder jaar meer bevoegdheden, zodat de president officieel
al bijna een diktator was toen Hitler de macht overnam en het parlement en de vakbonden
afschafte.
De nationaal-socialisten van Hitler waren bij de verkiezingen van 1932 de grootste partij in
het parlement geworden. Hun beginselen waren ongeveer dezelfde als die van de Italiaanse
fascisten. Maar er was één belangrijk verschil: het Duitse anti-semitisme.
Nu was jodenhaat op zichzelf niets biezonders: vanaf de middeleeuwen waren joden
vervolgd, in sommige landen zelfs uitgeroeid. Generaties feodale heersers, van Spaanse
koningen tot Russiese tsaren, hadden onrust en opstandigheid weten om te buigen in haat
tegen mensen met een ander geloof en een andere kultuur. Die haat kristalliseerde zich altijd
om het beeld van de woekeraar - omdat het enige privilege dat de joden door de eeuwen
gehad hadden was geweest dat zij niet aan het kerkelijk renteverbod gebonden waren.
Duitsland was tot de twintigste eeuw in veel opzichten feodaal gebleven; de jodenhaat was
er diep geworteld.
De nazi's maakten van de jodenhaat een heel systeem. Zij noemden zichzelf immers
nationaal èn socialisties. Ze beloofden de armen, werklozen en ontevredenen arbeiders en
kleine middenstanders, die door de grote kapitalisten weggekonkurreerd werden - niet alleen
herleving van de nationale roem, na de vernedering van de verloren oorlog; ze beloofden
ook strijd tegen de kapitalisten: dat wil zeggen tegen wat zij noemden 'het internationale
komplot van het joodse kapitaal', dat alle ellende veroorzaakt had. Zij beloofden niet alleen
roem, maar ook superioriteit. Het blonde germaanse ras zou over de wereld heersen, omdat
het daar recht op had. Vanaf de 'Indogermanen' die met hun ruiterhorden ooit de Europese
beschaving hadden gevestigd, hadden ze bewezen sterker te zijn dan alle anderen. Het
germaanse ras was het mannelijkste van alle rassen, en daarom moest het ook heersen
over alle andere. De joden waren niet mannelijk, zij vertegenwoordigden bederf, 'ontaarding'.
De joden moesten uitgeroeid worden.
Niet-joodse vrouwen hoefden niet uitgeroeid te worden. Zij moesten alleen van hun
menselijke status beroofd worden; zij werden tot koeien gemaakt, tot fokvee. De enige mens
was de man, de blonde germaanse man; de enige menselijke band was zijn liefde voor de