A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 9 Verzorgingsstaat, monopoliekapitalisme en fascisme
197
De 'boom', de snelgroeiende rijkdom, de spekulatie, het had een spel geleken, een soort
monopoly, waarbij mensen papiertjes kochten met geld dat ze niet hadden; maar de
gevolgen waren ineens heel echt. De beurs sloot, wie zijn schulden niet kon betalen ging
failliet; en kon vervolgens niets meer kopen, zodat de bedrijven die voor hem produceerden
met hun voorraden bleven zitten, hun schulden niet meer konden betalen en ook failliet
gingen. Enzovoort. Iedere dag sloten er bedrijven, iedere dag kwamen er duizenden arbeid-
st-ers op straat te staan, die dan ook weer niets konden kopen, waardoor weer andere
bedrijven met hun produkten bleven zitten. Ontelbare kleine spaarders waren alles kwijt wat
ze met zo veel moeite voor de oude dag opzij gelegd hadden.
En nu bleek ook hoe internationaal het kapitalisme geworden was. Binnen korte tijd had de
krisis zich ook over Europa verspreid.
De krisis in Nederland: de konfessionelen aan de macht: de heerschappij van recht,
orde en gezinshoofd
De krisis was zo ernstig omdat hij niet alleen door spekulatie was veroorzaakt, maar ook -
net zoals alle kapitalistiese krisissen - door produktie-overschotten: er was weer eens teveel
geproduceerd en te weinig loon betaald. Zoals de Engelse ekonoom Keynes in die tijd zei:
het enige wat er aan te doen is, is dat de overheid gewoon meer bankbiljetten drukt en die
uitdeelt - bijvoorbeeld door sociale voorzieningen - of zelf allerlei projekten begint en
daardoor werkgelegenheid schept. Dan wordt er weer gekocht en kan de produktie weer op
gang komen.
In Nederland deed de regering onder leiding van de anti-revolutionair Colijn precies het
omgekeerde: men bezuinigde. Ambtenarensalarissen werden verlaagd, zoveel mogelijk
ambtenaren werden ontslagen. Koppig werd vastgehouden aan de 'harde' gulden, die een
vaste goudwaarde moest houden, omdat 'het buitenland' anders het vertrouwen in
Nederland zou verliezen. De gulden werd wel steeds meer waard - maar de werklozen
kregen er maar een paar in de week.
Binnen een paar jaar was meer dan eenderde van de beroepsbevolking werkloos, arm en
hongerig. En vervolgd - want de krisis kon voor de kapitalistiese klasse alleen voordeel
opleveren als de arbeid-st-ers in paniek gebracht zouden worden, zodat zij in het vervolg
bescheiden en handelbaar zouden zijn. Werklozen werden dan ook genadeloos
gekontroleerd en als ze volgens de buren klandestien iets bijverdiend hadden werden ze
gestraft. Urenlang per dag moesten ze in de rij staan om een stempel te halen. Honderden
werden in werkkampen ondergebracht, zonder dat er enig verzet mogelijk was. Er ontstond
een klimaat van spionage en verraad - maar soms ook van onderlinge hulp en solidariteit.
Opstandig waren de arbeid-st-ers echter niet meer; in de krisisjaren werd niet half zo vaak
gestaakt als in de jaren daarvoor. Angst overheerste.
Het zwaarst was het natuurlijk voor de arbeidsters en de vrouwen van de arbeiders. Zij
waren het die de verantwoordelijkheid hadden dat mannen en kinderen nog een beetje
verzorgd werden. Ze moesten maar zien hoe ze rondkwamen - overal op beknibbelen, alle
kleding zelf maken, eten koken van de allergoedkoopste materialen, eten verdelen zonder
dat er ruzie kwam. En ze moesten geld verdienen met werk dat zo onaangenaam was en zo
slecht betaald werd dat zelfs in die tijd mannen het niet wilden doen. Precies zoals in de
vorige eeuw. Uit al het betere werk werden de vrouwen verdreven - net zoals in andere
landen, net zoals in andere eeuwen. Niet voor niets zaten de konfessionele partijen in de
regering. Zij konden met de bijbel in de hand bewijzen dat het de plicht van de vrouw is aan
de man onderworpen te zijn en aan de man te gehoorzamen.
Al tientallen jaren waren de konfessionelen bezig de gehuwde vrouwen uit het arbeidsproces
te drukken. Bij de onderwijzeressen en ambtenaressen was het hen gelukt. Op de dag van
hun huwelijk werden ze 'eervol' ontslagen; en als ontdekt werd dat ze in konkubinaat leefden
hing hen hetzelfde lot boven het hoofd.