A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 10 Monopolistiese samenlevingen in koude oorlog met het kommunisme;
de harmoniese manschappij
204
Hoofdstuk 10 monopoliekapitalistiese
samenlevingen in koude oorlog met het
kommunisme;
de harmoniese manschappij
We hebben gezien hoe het fascisme het probleem oploste hoe vrouwen en arbeiders op hun
plaats gehouden konden worden. Nu moeten we ons erin verdiepen hoe hoog-ontwikkelde
kapitalistiese manschappijen dat doen.
De westerse ontwikkeling na de tweede wereldoorlog was in grote lijnen een voortzetting van
de voorafgaande 70 jaren, met één belangrijk verschil: de strijd tegen het kommunisme, die
voor de oorlog tamelijk ondergronds gevoerd was, werd nu openbaar.
In de oorlog was de Sowjet-Unie ineens tamelijk populair geworden, toen de Russen gingen
meevechten met de geallieerden. Achter de schermen van de gemeenschappelijke strijd
tegen het fascisme begon echter al een nieuwe strijd: de strijd tussen West en Oost om de
verdeling van de wereld. En toen de fascisten verslagen waren kwam die strijd naar buiten.
Niet in de vorm van een echte oorlog, maar wel met een voortdurende dreiging daarvan, die
steeds sterker benadrukt werd in de ontwikkeling van een nieuwe wapenwedloop - met
atoomwapens.
Die 'koude oorlog' werd niet in de eerste plaats om militaire redenen gevoerd. De Verenigde
Staten waren na de oorlog de onbetwiste heersers van de kapitalistiese wereld en de
Sowjet-Unie was na een dergelijke oorlog waarin miljoenen mensen waren omgekomen, niet
in staat om met militaire middelen de wereld te veroveren. De anti-kommunistiese
propaganda was juist voor het kapitalistiese deel van de wereld bedoeld, om te voorkomen
dat onderdrukte, ondervoede en ongelukkige mensen hun blik naar het oosten zouden
richten en zelf een kommunistiese revolutie zouden uitroepen.
West-Europa was een zeer belangrijke schakel in de kapitalistiese wereldekonomie en juist
daar was het kapitalisme ernstig beschadigd. In de eerste plaats letterlijk in Nederland was
bijvoorbeeld bijna de helft van de fabrieken en machines door de oorlog vernield of door de
Duitsers geroofd - , maar ook figuurlijk. De oorlog had bij alle onderdrukten de hoop gewekt
dat de oude, onrechtvaardige toestand - denk aan de krisis van de dertiger jaren - niet zou
terugkeren. De kommunisten hadden door hun moedig en goed georganiseerd verzet overal
een enorme sympatie verworven. In alle West-Europese landen zaten de heersende klassen
dan ook in een ontzettende angst voor een socialistiese revolutie. Het socialisme in West-
Europa, en zo mogelijk ook in Oost-Europa, moest dan ook op twee manieren bestreden
worden: politiek en ekonomies.
Kommunisten en linkse socialisten moesten onschadelijk gemaakt worden; het geloof in hen
moest door felle anti-propaganda vernietigd worden. Druk op regeringen, stimulering van de
aktiviteiten van geheime diensten, beïnvloeding van joernalisten, dat was één kant van de
zaak. Anderzijds moest de kapitalistiese ekonomie weer op gang gebracht worden. Daarvoor
was geld nodig, veel geld, want niet alleen in West-Europa was er van alles mis, ook in de
westerse koloniën dreigde de bevolking zich vrij te maken en de overheersers weg te sturen.
Hoe konden de Verenigde Staten, die hun imperium intakt wilden houden dat allemaal voor
elkaar krijgen? De volksvertegenwoordigers in de V.S. voelden er niet veel voor om miljarden
aan belastinggelden naar al die arme landen over te hevelen. Hoe de ekonomiese
deskundigen er ook voor pleitten, en hoe ze ook benadrukten dat uiteindelijk de V.S. er zelf
beter van zouden worden, het geld kwam niet los. Pas toen de militaire deskundigen erbij