A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 10 Monopolistiese samenlevingen in koude oorlog met het kommunisme;
de harmoniese manschappij
205
gesleept waren om te vertellen over het 'rode gevaar', kwam de 'hulpverlening' op gang. En
daarmee de Amerikaanse propaganda.
Voor de westerse landen kwam de Marshall-hulp. Eén van ons herinnert zich nog de boekjes
die hier in Nederland op de lagere scholen verspreid werden, met prachtige plaatjes van Jo
Spier: hoe mager en vervallen de Europese mannen eruit zagen vóór de Amerikanen ons
kwamen helpen, en hoe dik en blozend daarna. En hoe dankbaar moesten we niet zijn dat
ze ons bevrijd hadden. De Marshall-hulp bedroeg eigenlijk niet veel, maar het bedrijfsleven
kreeg net de impuls die het nodig had om weer op gang te komen.
Het bedrijfsleven gebruikte trouwens niet alleen het Amerikaanse geld om zo snel mogelijk
de zaak weer goed te organiseren, maar ook de industriëlen en de industriëlenorganisaties,
die met de Duitsers hadden samengewerkt. En natuurlijk maakte het ook gebruik van de
goede wil van de arbeiders en van hun vakbonden; die waren toch ook voor de
'wederopbouw'. De oorlog bood zo een uitstekende gelegenheid voor de vernieuwing van het
kapitalistiese produktie-apparaat.
De wederopbouw van het kapitalisme en de machteloosheid van links
De 'integratie' van vakbonden en sociaal-demokraten in de kapitalistiese manschappij kwam
nu echt goed op gang. De sociaal-demokraten kwamen in de regering, de vakbonden
werden opgenomen in de Stichting van de Arbeid, waar ze overal over mee mochten praten,
als ze de lonen maar laag hielden. Dat deden ze en zo kwam, inderdaad, de ekonomie in
een paar jaar weer goed op gang. Voor de oorlog was Nederland nog een vrij achterlijk land
geweest, met veel land- en tuinbouw en voornamelijk kleine en middelgrote bedrijven in de
industrie. De krisis had daarvan al heel wat weggevaagd, de oorlog de rest: herrijzend
Nederland kreeg in een paar jaar een hoog-ontwikkeld produktieapparaat, en een heel
nieuwe manier van leven.
Nederland was als klein land natuurlijk niet de kern van het West-Europees kapitalisme. Die
rol was voor een ander land weggelegd ...voor West-Duitsland! Oost-Duitsland was sinds de
bezetting van de Sowjet-Unie een kommunisties land; daartegen moest West-Duitsland het
'vrije westen' gaan beschermen! De vijand van een paar jaar geleden moest opeens de
ekonomiese en militaire bondgenoot worden. Alle mooie plannen om de West-Duitse
industrie te 'ontmantelen' werden weggewerkt - de zo rampzalig gebleken Duitse discipline
kon nu, samen met hun mooie machines voor een ekonomies wonder ('Wirtschaftswunder')
gaan zorgen. En zo gebeurde het: binnen korte tijd was de oude vijand in Europa zowel de
belichaming als de verdediger van de 'westerse waarden' geworden.
Een aantal nazi-misdadigers werd door het tribunaal van Neurenberg bestraft; de
meerderheid mocht zijn oude funkties blijven behouden voor de opbouw van industrie,
ambtenarenapparaat en leger.
Dat alles was voor de linkse mensen die zich in de oorlog verzet hadden bijna te bitter om te
verdragen - maar wat moesten ze? De in de oorlog moeizaam opgebouwde
samenwerkingsverbanden tussen kommunisten en socialisten werden van alle kanten
bedreigd. De rechtse verzetsmensen werden geëerd, de linkse genegeerd. De sociaal-
demokraten wilden in de eerste plaats meeregeren - en ze voelden zich, net als voor de
oorlog, meer bedreigd door links dan door rechts. In sommige landen, zoals Frankrijk,
mochten de kommunisten wel meeregeren: als ze braaf waren en tegen hun achterban
zeiden dat ze hard moesten werken voor weinig loon, omdat het 'landsbelang' dat eiste.
Naarmate de koude oorlog harder werd, gingen de kommunisten de Sowjet-Unie steeds
feller verdedigen - ze gingen zelfs zo ver dat ze de berichten over de stalinistiese terreur
ontkenden; ze stemden hun beleid steeds meer af op het internationale kommunisme onder
leiding van de Sowjet-Unie. De laatste klap voor de linkse samenwerking was de
machtsovername in Hongarije door de Sowjets, in 1956. De kommunisten konden toen
alleen nog maar steun vinden bij elkaar. De antikommunistiese propaganda bleek zo goed