A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 10 Monopolistiese samenlevingen in koude oorlog met het kommunisme;
de harmoniese manschappij
209
zo gesloten en bedreigend - dat vrouwen nu voor het eerst zelf bijna begonnen te geloven
dat hun werkelijke bestemming in de verzorging van man en kinderen lag. De eersten die er
aan hadden moeten geloven waren de vrouwen uit de hogere en middenklassen geweest;
maar nu was het gemeengoed geworden door alle lagen van de bevolking. Dat dit alleen
bereikt kon worden door de positie van de ongehuwde vrouw op de arbeidsmarkt zo slecht
mogelijk te laten zijn, is vanzelfsprekend. Als je niet trouwde moest je je erbij neerleggen dat
je op z'n hoogst 80% van het mannenloon verdiende, dat er thuis niemand voor je zorgde, en
dat er vanzelfsprekend van uitgegaan werd dat je zelf wel voor anderen - ouders, broers,
zusjes - zorgde. En dat je dan ook nog geen karriëre kon maken en premie voor
weduwenpensioen moest betalen voor getrouwde vrouwen!
De meeste vrouwen trouwden dus. Een groot aantal bleef 'er bij werken', in de fabriek, of als
werkster, voor een 'aanvulling' op het gezinsinkomen; de 'natuurlijke' orde leek, kort na de
oorlog weer hersteld.
Wij zullen dadelijk proberen te laten zien dat de geslotenheid van de manschappij èn de
dwang tot vrouwelijkheid en moederschap eigenlijk op hetzelfde systeem van regels
berusten: die van de wetenschap. Maar eerst willen we nog citeren hoe Betty Friedan in
1962 de toestand van de vrouwen uit de Amerikaanse middenklasse van de voorafgaande
15 jaar beschreef, in het eerste hoofdstuk van haar boek over The Feminine Mystique (in het
Nederlands vertaald als Het Misverstand Vrouw):
'Vele, vele jaren lang lag het probleem onuitgesproken in de gedachten en gevoelens van
Amerikaanse vrouwen begraven. Het was een vreemde onrust, een gevoel van
onvoldaanheid, een vaag verlangen waaronder, in het midden van de twintigste eeuw, de
vrouwen in de Verenigde Staten gebukt gingen. En iedere vrouw uit de voorsteden of
buitenwijken lag daarmee in haar eentje overhoop. Als ze bedden opmaakte, groenten kocht,
gordijnstof uitzocht, een boterham met pindakaas at met haar kinderen, de jongste naar de
padvinderij reed, of 's nachts naast haar man lag, was zij bang zichzelf in stilte af te vragen:
"Is dit nu alles?"
Vijftien jaar werd er met geen woord gerept over dit verlangen in de miljoenen woorden die
over en voor vrouwen geschreven werden in rubrieken, boeken en artikelen van
deskundigen die de vrouw voorhielden dat haar de rol was toebedeeld vervulling en
verwerkelijking te zoeken als moeder en echtgenote. Steeds weer werd de vrouw door de
traditie en met freudiaanse drogredenen voorgehouden dat er voor haar geen edeler
bestemming was weggelegd dan de glorie van haar eigen vrouwzijn. Deskundigen vertelden
haar hoe ze een man moest vangen en houden, hoe ze haar kinderen moest zogen en
zindelijk maken, wat zij aanmoest met jaloezie op het borstkind en de rebellie van de
adolescent, hoe zij een afwasmachine moest kopen, brood moest bakken, slakken moest
bereiden en hoe ze met eigen handen een zwembad kon aanleggen; hoe ze zich moest
kleden, zich vrouwelijker voor kon doen en haar huwelijk opwindender kon maken, hoe ze
moest voorkomen dat haar echtgenoot jong stierf en haar zonen misdadigers werden.
Er werd haar geleerd medelijden te hebben met neurotische, onvrouwelijke vrouwen die
dichteres, natuurkundige of directrice wilden worden. Haar werd geleerd dat vrouwelijke
vrouwen geen carrière, hoge ontwikkeling en politieke rechten begeerden; kortom de
onafhankelijkheid en kansen waarvoor de ouderwetse feministen hebben gevochten.
Sommige vrouwen van rond de veertig en vijftig herinnerden zich nog met hoeveel pijn zij die
dromen opgaven, maar het merendeel van de jongere vrouwen dacht daar niet eens meer
aan. Een koor van deskundigen zong de lof van hun vrouwelijkheid, hun aangepastheid en
hun nieuwe rijpheid. Al wat zij hadden te doen was van kinds af aan hun leven wijden aan
het zoeken van een man en het baren van kinderen.'
Het stalen geraamte van de harmonie: het werk