Anneke van Baalen en Marijke Ekelschot, TEGENNATUURLIJK, Amsterdam 1985, De Bonte Was
22
Maar men kan zo zien dat in dit soort gevallen de erfelijkheid ook een rol speelt; de
doelmatige arbeider zal immers genoeg geld kunnen sparen voor de zorg van zijn gezin als
hij een ongeluk krijgt; en de man met een sterke afstamming (dat wil zeggen de erfgenaam
van sterke karaktereenheden) zal onder geen langdurige ziekte lijden. Afgezien van een paar
hoogst uitzonderlijke voorwaarden, betekent armoede relatieve ondoelmatigheid en dat
betekent op zijn beurt geestelijke inferioriteit.'
25
In deze redenering stelde Davenport uiteindelijk armoede gelijk aan een erfelijke
geestesziekte.
'De mens is een organisme - een dier; en de verbeteringswetten voor graan en renpaarden
zijn ook op hem van toepassing. Als men deze eenvoudige waarheid niet aanneemt en de
huwelijkskeuze niet laat beïnvloeden, dan zal er geen menselijke vooruitgang meer zijn. '
26
Daarin moest de Amerikaanse bevolking gaan geloven; 'Eugenics as a Religion' was dan
ook de titel waaronder Davenport ooit een lezing hield waarin hij zijn eugenetiese
geloofsbelijdenis uit de doeken deed. Naast Davenport waren Prescott Farnsworth Hall,
Henry Herbert Goddard en Madison Grant de wetenschappers die het nadrukkelijkst met hun
eugenetiese opvattingen aan de dag traden. Ieder had zo zijn eigen specialiteiten in 'erfelijke
inferioriteit' maar allen voerden strijd tegen die mensen die verdedigden dat 'de omgeving'
misschien toch meer over levensomstandigheden zei dan 'de erfelijkheid'. In de woorden van
Madison Grant:
'Er bestaat heden ten dage een wijdverbreid en noodlottig geloof in de macht van de
omgeving en in onderwijs en kansen als middel om de erfelijkheid te veranderen. Dat komt
voort uit het dogma over de mensenbroederschap, dat op zijn beurt afkomstig is van de
slordige denkers van de Franse Revolutie en van hun Amerikaanse nabootsers.
Dat soort geloof heeft veel schade berokkend in het verleden en als er niet tegenin gegaan
wordt, dan kan het zelfs nog ernstiger schade berokkenen in de toekomst. (...) en het heeft
ons vijftig jaar gekost om te leren dat Engels spreken, nette kleren dragen en naar school en
de kerk gaan een Neger niet in een witte man verandert. Net zo min als een Syriese of
Egyptiese vrijgemaakte slaaf veranderde in een Romein door een toga te dragen en in het
amphiteater voor zijn favoriete gladiator in de handen te klappen. Amerikanen zullen een
vergelijkbare ervaring opdoen met de Poolse Jood, wiens dwergachtige gestalte,
eigenaardige geestesgesteldheid en genadeloze aandacht voor zijn eigenbelang worden
geënt op de stam van de natie.'
27
Net zoals Galton en Davenport propageerde hij in zijn aanval op sociale hervormersters van
verschillende stromingen zijn eugeneties programma, met een beroep op de darwiniaanse
natuurwet:
'Het onterechte ontzag voor datgene waarvan men denkt dat het goddelijke wetten zijn en
het sentimentele geloof in de heiligheid van het menselijk leven strekken ertoe dat de
eliminatie van defekte kinderen wordt voorkomen, evenals de sterilisatie van die
volwassenen die van geen enkele waarde voor de gemeenschap zijn. De natuurwetten eisen
de vernietiging van de 'unfit', en het menselijk leven is alleen waardevol als het bruikbaar is
voor de gemeenschap of het ras.'
28
Vanaf ongeveer 1910 begonnen de overheden van de staten én de centrale overheid het
beleid van de zogenaamde natuurlijke selektie vorm en inhoud te geven. Huwelijksverboden
tussen 'zwart' en 'wit' waren er al als een soort basis.
Een eenvoudige en doeltreffende vorm van dat beleid was het onthouden van mediese zorg
aan armen. Dat gebeurde over het algemeen met het argument dat hun ziektes geen echte
ziektes waren maar erfelijke degeneratieverschijnselen, waartegen niets te doen was. In 'The
25
A. Chase, The legacy of Malthus, the social costs of the new scientific racism, University
of Illinois Press 1980. geciteerd p 157
26
idem p 157
27
idem p 171/172
28
idem p 171