Anneke van Baalen en Marijke Ekelschot, TEGENNATUURLIJK, Amsterdam 1985, De Bonte Was
42
eigenlijk wel in staat is de mannelijke schoonheid naar waarde te schatten, hij heeft in de
natuur daar zoveel van aangetroffen (niet alleen in de vorm van veren, maar ook in die van
baard- en snorharen), dat hij er niet omheen kan in de mannelijke aantrekkelijkheid een van
de motoren van de vooruitgang te zien.
De 19de eeuwse vrouwenbeweging had daar niets van terug, maar de 20ste-eeuwse wel.
Talk of spiders, adviseerde Pat Mainardi in The Politics of housework. Sindsdien is er in de
biologiese hoek hard gewerkt. Sociobiologen haalden het hele dierenrijk ondersteboven:
legers mieren, bijen, leeuwen, bavianen, kippen, torren, dolfijnen, herten en zeehonden
worden aangevoerd om vrouwen van de onvermijdelijkheid van het patriarchaat te
overtuigen. Op onze eieren en kinderen moeten we zitten, terwijl de mannen hun genen
rondsproeien.
Dit soort opvattingen wordt in de VS al op de scholen onderwezen. Je zou zeggen, waar
maken die amerikaanse mannen zich nog zorgen over. Maar ja, die genen kun je niet zien.
Wetenschappers kunnen wel zeggen dat ze bestaan, maar de vogelllefhebber gelooft alleen
zijn eigen verrekijker. Vandaar Suriname. Die klok- en kalkvogels zijn maar ekstraatjes voor
onder het ontbijt. De werkelijke trekpleister is - nog steeds volgens de Wall Street Journal -
het Rupicola Rupicola-mannetje, de cock of the rock (de Volkskrant vertaalt met
rotshaantje, maar waarom niet rotspik?) Deze vervult tijdens de uren dat hij wakker is de
fantasieën die bij mannetjes van andere diersoorten slechts fantasie blijft (ook hier is de
vertaling voor rekening van de Volkskrant). Ach, eindelijk zullen wij ingelicht worden over de
fantasieën van mannetjes van andere diersoorten! Op dat gebied bevond zich immers nog
een treurig informatie-vakuüm - een zwart gat bijna - waarin zelfs een zo vermetel
onderzoekster als Shere Hite zich nog niet had durven wagen. Maar ja, het bericht bevat nog
maar een zin. Voor de charme van zijn oranje pluimage smelten de hartjes van alle
vrouwelijke Rupicola-Rupicolas. Nog niet verder dan Darwin dus. Maar misschien hebben
de amerikaanse ekspeditielegers daar ook wel genoeg aan.
Maart
De radio geeft een promenadekonsert over de natuur, aanelkaargesproken door een
mijnheer die het steeds maar over openbarstende knoppen en eerste koekoeken heeft, want
al die muziek beschrijft het voorjaar. Maar of het nu aan de muziek ligt of aan het
kommentaar, alles klinkt gewoon naar promenadekonsert.
Nee, dan het engelse dagblad de Guardian. Dat heeft op de ingezonden brievenpagina een
rubriek Country Life. Zo zou ik mijn maandelijkse stukjes willen schrijven. Ik citeer het begin
van de brief van vorige week donderdag:
NORFOLK, Blackbirds, though common and widespread here at all seasons, seem excep-
tionally numerous just now. In woods and gardens a spell of mild weather in the past week
has encouraged the cocks to sing with increased vigour at dawn... Er zit in zon brief wel een
mededeling - in dit geval dat een natte junimaand goed voor merels is - maar die is niet
schokkend genoeg om er een echt vogelkundig stukje van te maken. Het gaat meer om de
stemming. Ten behoeve van die zielepieten in Londen, die niet zo van woods and gardens
kunnen genieten.
Tuinen in Londen zijn namelijk weerzinwekkend en moeten dat zijn, vertelde Germaine Greer
ons in The Revolting Garden. (Zij schreef dat onder het pseudoniem Rose Blight, een
gevaarlijke plantenziekte). Alles wat groeit en bloeit moet bestand zijn tegen dronkelappen,
honden en buurkinderen en liefst ook geschikt om hen af te schrikken of te verwonden.
Beter is het dan de Guardian te kopen en plaatsvervangend te genieten van de geur van
vochtige aarde. Nog beter misschien, voor de prijs van twee Guardians, een bos
forsytsiatakken aan te schaffen: zes takken van anderhalve meter, helemaal vol met knalgele
bloemetjes. Als je ze aan het eind van de kamer zet, een beetje laag, en de vaas ergens