Anneke van Baalen en Marijke Ekelschot, TEGENNATUURLIJK, Amsterdam 1985, De Bonte Was
46
CO-COUNSELEN;
HERWAARDERING VAN RECHTS
Het is ongetwijfeld waar dat het welzijnswerk het welzijn bevorderd heeft. Het is alleen de vraag
van wie? Het vrouwenwelzijnswerk heeft zich sinds 1976 er vooral aan gewijd om de autonome
vrouwenbeweging uit te schakelen.
Met sukses, al bestaan er nog steeds kleine groepen vrouwen die de moed erin houden. Het
instituut dat toeleveringsbedrijf is voor de nieuwste technieken is het amsterdamse Ivabo, het
Instituut voor de Voortgezette Agogiese Beroepen Opleiding. In 1982 introduceerden twee
medewerksters van dat instituut, Anja Meulenbelt en An Luttikholt, in het blad Katijf een nieuwe
techniek, het zogenaamde co-counselen, voor het werken aan verschillen tussen vrouwen. De
verschillen tussen vrouwen werden door Luttikholt opgesomd:
'vrouwen met kinderen, katholieke vrouwen, gereformeerde vrouwen, vrouwen die zonder
religieuze achtergrond zijn grootgebracht, joodse vrouwen, vrouwen zonder kinderen,
'meemoeders' (...)vrouwen opgevoed in de stad, op het platteland, boerendochters, vrouwen met
arbeidersklasse-, middenklasse of hogere klasseachtergrond, lesbiese vrouwen, oudere vrouwen,
jongere vrouwen, enzovoort.'
Duidelijk werd in ieder geval dat de verschillen tussen vrouwen die in navolging van de
amerikaanse radikaal feministen als Firestone, Mehrhof en Atkinson aanvankelijk toch vooral
gezocht werden in de klassepositie van de mannen bij wie zij hoorden of wilden horen, voorgoed
afgedaan hadden.
Om ieder misverstand te voorkomen: natuurlijk vinden wij 'de verschillen' ook van belang - niet
voor 'niets' stond in het Feministies Manifest 1977 dat we 'de verschillen moeten overwinnen'. Als
je over 'de vrouw' spreekt (of over 'ik als vrouw') ben je immers al bijna in de biologistiese kuil
gevallen. Vrouwen zijn maatschappelijke wezens, net zoals mannen, en daarom betrokken bij alle
manschappelijke tegenstellingen die er bestaan.
Het probleem van de middenklasse-vrouwenbeweging is altijd geweest dat de specifieke
problemen van vrouwen-met-een-opleiding prioriteit kregen boven de problemen van de
meerderheid van de vrouwen over de hele wereld - die overigens ook niet op een hoop gegooid
kunnen worden, maar alleen via inzicht in tegenstellingen begrepen kunnen worden.
Aanvankelijk interpreteerden wij de nieuwe techniek voor het 'werken aan verschillen' als de
zoveelste bezigheidsterapie. Gealarmeerd raakte we echter toen we merkten dat er vreemde
scheidslijnen getrokken werden. Zo moesten er 'witte' vrouwengroepen komen om te 'werken aan
racisme in zichzelf'. We namen maar aan dat het niet de bedoeling was om de centrumpartij
geschoolde leden aan te bieden, maar wat was het dan wel?
Wat was dat co-counselen precies, behalve dat het iets met verschillen te maken had?
In hetjanuarinummer 1981 van het welzijnsblad Marge vonden we een omschrijving van
Meulenbelt:
'In zuivere vorm is het co-counselen een methode waarbij oude pijn (alle vervelende, bedreigende,
dwingende, angstige, verdrietige ervaringen), die we niet voldoende hebben kunnen uiten worden
ontladen.'..'Op zichzelf zou een vrouwengroep makkelijk twee jaar full-time bezig kunnen zijn met
het ontladen van oude pijn.' ... 'Het is verbijsterend hoeveel onderdrukkende ervaringen een groep
toch redelijk bevoorrechte mensen met zich meedraagt.'
Hoe het met dat 'werken aan racisme' zat begrepen we uit een lezing van amsterdams
ombudsvrouw Lida van den Broek in 1982. Racisme zou onder andere iets zijn wat 'in ieder van
ons zit' en dat zou komen door de systematiese verkeerde voorlichting die wit én zwart hadden
gekregen.
'Het belangrijkste deel van die verkeerde voorlichting hebben we in onze kindertijd gekregen, van
mensen die ons lief waren. Deze hele ervaring van verkeerde informatie is een heel pijnlijk proces;
een traumaties gebeuren, dat diepe sporen achterlaat. Kinderen verzetten zich er ook tegen en
dat hebben wij ook gedaan.'