van Baalen, Ekelschot, Harmsen en van Leeuwen, ZUSTERSCHAP EN DAARNA, geschiedenis van het radikaal
feminisme adhv tien jaar Amsterdamse Vrouwenkrant, Amsterdam 1982, de Bonte Was
hoofdstuk 3, ONZEKERHEDEN EN IDENTITEITEN
45
ONZEKERHEDEN EN IDENTITEITEN
September '78 was wat betreft de Vrouwenkrant de start van een nieuwe periode.
Het was althans een nieuwe ploeg die met de oude formule verder ging. Het
maakt verschil of je al jaren in de vrouwenbeweging rondloopt (zoals een aantal
van de vroegere redaktie) en weet welke diskussies allang gevoerd zijn, welke
onderwerpen nog niet zijn geweest. Nu leek de 'tweede generatie' (of misschien
wel derde), zich definitief in de redaktie gevestigd te hebben. Lidy v.d. Laan (later
Lidy Schoon, wel al een jaar erbij), Diana Vernooy en Henriette Bonarius (des-
tijds afgekomen op de noodkreet om hulp in het 'dagboek van een maand Vrou-
wenkrant' in nr. 40), Johanna de Haan, Anneke van Duinen, Martje Breedt Bruin,
Muriel Agsterribbe, Noortje Bos - allemaal ooit begonnen in een bestaande ge-
settelde Vrouwenkrant, die inmiddels groot gegroeid was dankzij een vaste opzet
en werkwijze. Makkelijk was het niet bepaald geweest om je als nieuw redaktielid
in die bestaande struktuur te vechten. Diana Vernooy: "Het eerste halve
jaar was een verschrikking, een harde strijd van inkasseren en aanpassen, van
jenever Ieren drinken, jezelf poneren, je plek veroveren, je dagritme 6 uur ver-
schuiven, en terug Ieren kafferen. Ik keek in het begin ontzettend op tegen al die
geweldig stevige vrouwen van de Vrouwenkrantredaktie, die enorme ruzies
maakten en daarna om elkaars hals hingen uit te huilen, die je precies zeiden wat
ze van je vonden en je uitkafferden om je naïeve ideeën, en als je vroeg wat je
doen moest moest je maar beter uit je doppen Ieren kijken. Ze keurden m'n eer-
ste stuk genadeloos af, ik leed aan een beginnelingenkwaal, ik gooide teorie en
ervaring dooreen, ik moest het Ieren scheiden en verdelen over de hele krant,
zeiden ze. Ze scheurden m'n kostbare geheel uiteen en lieten me opgaan in an-
dere stukken ... Nr. 44/45 is de krant geweest waarin ik mijn plek veroverde. Ik
had een stuk op me genomen dat niemand wilde schrijven en waar ik ook geen
donder verstand van had, nl. over de vrouwenbeweging in andere westerse lan-
den. Het was een uitdaging om kontakten te leggen met vrouwen die meer wis-
ten, op zoek te gaan en na te vragen, schriften vol te schrijven, en dan met een
redelijk stuk voor de dag te komen. Het lukte me en dat verzekerde me van een
plaats bij de Vrouwenkrant."
En Henriette Bonarius: "Er hing half een afwerk- en half een inwerksfeer; er wa-
ren echt twee groepen in de redaktie. En op het eerste weekend van de nieuwe
redaktie, na de zomer dus, kwamen de oudjes weer aanzetten om te kijken of we
het wel goed deden!"
Dat viel best mee: er rolden gewoon weer ouderwetse temanummers van de pers
en het nieuwe zat voornamelijk in het feit dat het voor de redaktieleden zèlf nieuw
was om hun bewustwording op een rijtje te zetten en te formuleren wat er met
vrouwen mis is. En achteraf bezien leverde dat, behalve heruitvindingen van het
feminisme, soms (vaak) ook een nieuwe kijk op oude dingen op, en soms, zoals
het septembernummer laat zien, het beschrijven van iets nieuws wat er mede
dankzij de vrouwenbeweging gekomen is.
'Vrouwen in andere beroepen' is het tema van nummer 46. In de allereerste num-
mers van de Vrouwenkrant werden techniese klusjes beschreven - hoe timmer
je een tafel, hoe leg je een bel aan - met daardoor de ontdekking en de stimu-
lans van 'dat kunnen we ook'; dit nummer gaat een stapje verder en gaat over
vrouwen die in de loop der jaren van dit soort 'onvrouwelijke' zaken hun beroep
zijn gaan maken. Niet alleen techniese beroepen, zoals timmeren in de bouw, ko-
men aan bod, maar ook vrouwen die werkzaam zijn in typiese mannenbolwerken,