A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 7 Van feodalisme naar kapitalisme; van heerschappij naar manschappij
154
zoveel verschillende vorsten waren die met elkaar en met de kerk overhoop lagen, wist
Luther er een paar mee te krijgen, zodat het nieuwe geloof zich snel verbreidde, ook naar
Zwitserland en de Nederlanden.
Vele onderdrukten verwachtten van alles van het nieuwe geloof, dat hen een persoonlijk
geloof bood, rechtstreeks aan de bijbel ontleend (die nu ook in de landstalen vertaald was,
en dankzij de boekdrukkunst in grote aantallen verspreid werd) zonder de bemiddeling van
korrupte priesters. Overal ontstonden nieuwe gemeenschappen van gelovigen die entoesiast
vorm gingen geven aan het nieuwe geloof, waar zoveel eigen inbreng in mocht. De
Wederdopers in Nederland schaften bijvoorbeeld de persoonlijke eigendom af, in Duitsland
begonnen opstandige boeren zelfs hele oorlogen.
Al snel bleek dat dat nu ook weer niet de bedoeling van Luther en de zijnen geweest was. In
1525 deed Luther in zijn 'Tegen de moordende en stelende boerenhorden' een beroep op de
vorsten om het door god aangewezen gezag te handhaven. Door een verbond van de
vorsten werden de boeren horden vernietigd - de boerenbevolking werd tot horigheid
teruggebracht; al hun politieke rechten werden afgepakt. Ook de Wederdopers werden
vervolgd totdat zij hun geloof naar binnen richtten en ongevaarlijke Doopsgezinden werden.
Het was Calvijn die het protestantisme maakte tot een geloof dat echt bij de nieuwe tijden
paste, vanuit zijn standplaats Genève in Zwitserland. Hij maakte van de absolute
onderworpenhtid aan god de kern van het geloof. In zijn opvatting kunnen de gelovigen zelfs
niet meer door een goede levenswijze zorgen dat zij in de hemel komen: de god van Calvijn
beslist al bij de geboorte of de zondige mens uitverkoren zal worden of niet (de
predestinatieleer). De katholieke kerk had eindeloos veel wegen naar de hemel. Zelfs op je
sterfbed kon je, na een beestachtig leven, nog vergiffenis krijgen door te biechten. De
dagelijkse kommunie, de biecht, de bemiddeling van Maria, de aflaten, allemaal middelen om
aan de harde wraak van god te ontkomen, verdwenen bij Calvijn. De gelovige moest in de
eenzaamheid van zijn eigen ziel spreken met de strenge god, in angstige afwachting van
diens uiteindelijke oordeel. Het belangrijkste verschil tussen het katholicisme en het
calvinisme was dus dat de gelovige zèlf oordeelde over zijn leven wandel en zijn zonden; en
dat er geen mogelijkheid meer was dat iemand anders hem namens god kon vergeven. De
kerk belichaamde geen heiligheid meer, diende alleen nog tot administratie en tot wetgeving
over wat zonden waren en niet: door uitleg van de bijbel stelde de protestantse kerk de
regels vast, die hij in beginsel door de wereldlijke overheid liet handhaven. Want in de
opvattingen van Calvijn diende ook de wereldlijke overheid in beginsel aan de kerk
onderworpen te zijn (dat lukte meestal niet).
Calvinisme en geld
De stedelijke burgers bleken juist over het calvinisme entoesiast te zijn. Het garandeerde
rust en orde, door het wereldlijk gezag niet aan te tasten, het zeurde niet over armoe en
rente, en het ging uit van in beginsel zelfstandige individuen, van de mens als 'kleine
ondernemer'.
Het waren dan ook de burgers die het calvinisme zijn definitieve alledaagse inhoud gaven:
omdat zij de angst om voor de hel 'gepredestineerd' te zijn niet konden verdragen, zochten
zij naar tekenen die hen konden vertellen of zij tot de 'uitverkorenen gods' behoorden. Zij
vonden die tekenen in ekonomies sukses. Zij zetten hun innerlijke angsten om in een dwang
tot arbeid en spaarzaamheid; zij ontdekten een religieuze plicht om geld te verdienen, om tijd
in geld om te zetten, geld zoveel mogelijk rente te laten opbrengen. Geld uitgeven mochten
ze maar beperkt, want genieten was zonde.
Juist de kleine burgerij, die ook niet zo veel geld uit te geven had, wist deze houding tot
buitengewone hoogten te brengen. De echte rijke kooplieden hingen wat 'vrijzinniger' versies
aan. Zij waren het ook die de grootste bezwaren hadden tegen het werelds gezag van de
gereformeerde kerk. Zo splitste dan ook vanaf het begin het protestantisme zich op in