A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 7 Van feodalisme naar kapitalisme; van heerschappij naar manschappij
162
toevlucht tot een vergaande bemoeizucht tegen betaling - in sommige dorpen moest je al
een vergunning hebben om een vracht hooi te vervoeren.
De middelen van de absolute vorsten om hun absolute macht uit te oefenen waren in
werkelijkheid nogal beperkt. De ambtenaren stoorden zich weinig aan het centrale gezag,
het enige wat ze konden was geld innen en geweld uitoefenen. Ook op het hoogtepunt van
het absolutisme, de achttiende eeuw, hield de 'verlichtheid' van de zogenaamde 'verlichte
despoten' niet veel meer in dan mooie teorieën over hoe ze welvaart en welzijn van de
bevolking zouden gaan bevorderen, onder het motto 'alles voor het volk, niets door het volk'.
De praktijk van de overheersing kwam nog steeds neer op afpersing en geweld. Ontelbare
wetten werden weliswaar gemaakt om het gedrag van het volk te regelen, maar de heersers
achtten zichzelf boven de wet: want als de koning zelf als soevereine macht de bron van het
recht was, hoe kon hij er dan zelf aan gebonden zijn?
De franse koningen waren bijvoorbeeld berucht om hun 'lettres de cachet', waarmee ze
opdracht konden geven om iemand, zonder enig argument, in een gevangenis op te sluiten -
soms voor tientallen jaren, zonder dat hun familie wist waar ze waren.
In feite zetten de absolute vorsten het feodale systeem gewoon voort, ondanks hun
verbinding met de handelsbourgeoisie en ondanks hun pogingen de ekonomie te beheersen
en de welvaart te bevorderen, door het geven van het goede voorbeeld, met modelfabrieken
en modelboerderijen. De adel was nog steeds aktief met het uitbuiten van de
boerenbevolking en het verkrachten van alle vrouwen die ze te pakken konden krijgen. De
nieuwe rijken gingen zich bovendien ook zo snel mogelijk als adel gedragen: ze kochten
titels en 'heerlijkheden': gebieden waarover ze rechtsmacht hadden. En zo vervingen ze de
edelen die het financieel niet meer konden bolwerken.
Het allerfeodaalse vorstendom was Pruisen. Daar waren altijd weinig steden geweest en
voor de vorsten was het gemakkelijk geweest om hun macht te vernietigen. De
boerenbevolking was daar door de adel onder steeds meer herendiensten begraven, en door
de strengste bepalingen aan de grond gebonden. Zij moesten bijna als slaven de grote
landgoederen bewerken, die het graan leverden voor West-Europa.
In dat 'achterlijke' land kwam in de zeventiende eeuw opeens een vorstelijke dynastie
tevoorschijn, die, met behulp van de 'moderne' franse bestuurs- en belastingtechnieken, in
honderd jaar van het versnipperde Duitsland een ijzersterke staat wist te maken, juist gebruik
makend van de verdeeldheid en zwakte die veroorzaakt waren door godsdiensttwisten,
heksenvervolgingen en voortdurende oorlogen. Ze maakten er een militair koninkrijk van,
een echte politiestaat, waar misschien de gedachten vrij waren maar dan verder ook niets.
De macht naar buiten berustte op het leger, en de macht naar binnen eigenlijk ook, want het
ambtenarenbestand dat nodig was om de kosten voor het leger uit de arme bevolking te
persen, was opgebouwd uit oud-militairen: strikt hiërarchies, vol spionage en geheime politie.
Deze pruisiese staat is de eerste geweest die die vorm van bestuur die 'burokratie' genoemd
wordt, systematies is gaan doorvoeren: een bestuur vanuit een 'buro', waar alles wordt
opgeschreven, in wetten, reglementen en formulieren wordt ondergebracht, en waar de
ambtenaren zo trots worden op dat alles dat ze een aparte 'kaste' gaan vormen, strikt
gescheiden van de rest van de bevolking. Koning Frederik Willem II die dit alles tot in
perfektie had opgebouwd, noemde zich 'de eerste ambtenaar' - en toen hij oud was
verklaarde hij treurig dat hij over een volk heerste dat louter uit slaven bestond.
De pruisiese geest: Europa zou er in de volgende eeuw nog heel wat van merken.
Verlichting en opvoeding: de ontdekking van het kind: zonen en dochters
De pruisiese geest was te militair en feodaal om iets anders voort te brengen dan
overwinningen en onderdrukking. De franse 'verlichting' was veel sterker beïnvloed door een
burgerij die zich vrij wilde vechten van de banden van het feodalisme; aan een samenleving
vol tegenstrijdigheden werden allerlei volstrekt nieuwe ideeën ontleend. Sommige van die
ideeën stonden in rechtstreeks verband met de wens van de burgerij om in vrijheid geld te