A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 7 Van feodalisme naar kapitalisme; van heerschappij naar manschappij
164
Voor de meisjes ging het proces in de omgekeerde volgorde. Ook vrouwen werden onderling
steeds inwisselbaarder, maar daarvoor hoefden ze niet naar school. Uit allerlei vroegere
beroepen waren ze al weggewerkt; daarvoor hoefden ze niet meer opgevoed. Het enige wat
hun steeds meer nog restte was het huisvrouwenschap, of een baan als dienstbode of
prostituee. Steeds meer werd hun leven zo geregeld dat ze niet meer als zelfstandige
personen, met een eigen verantwoordelijkheid optraden, maar dat ze hun orders ontvingen
van één of meer mannen met wie ze in een persoonlijke man-vrouw-verhouding verbonden
waren. Naarmate de verhoudingen tussen mannen onderling onpersoonlijker zouden
worden, zouden de verhoudingen tussen mannen en vrouwen persoonlijker en seksueler
worden - tot, eeuwen later, vrouwen ook in die 'persoonlijke' seksuele verhoudingen
inwisselbaar waren geworden, en daarmee, uiteindelijk, ook de seksuele man-vrouw-relatie
onpersoonlijk zou zijn geworden. De verhoudingen tussen vrouwen onderling, waarop
vroeger de arbeid gebaseerd was, waren aan het verdwijnen.
Een toenemend aantal vrouwen kon niet veel anders meer doen dan een mannelijke
eigenaar zoeken, van wie zij het persoonlijk eigendom werden. Zij hoorden nergens anders
meer bij en zouden anders verhongeren. Het burgerlijk ideaal van de goede huisvrouw, zoals
dat uit de veertiende-eeuwse instruktieboeken tevoorschijn kwam, zou voor steeds meer
gewone vrouwen de harde werkelijkheid gaan worden, zoveel eeuwen later.
De ontdekking van De Moeder
Maar ondertussen werd al wel een nieuwe taak voor ze voorbereid, waarover de burgerlijke
schrijvers het in de veertiende eeuw nog niet gehad hadden, maar de mannen van de
achttiende eeuw wel, in de vorm van nieuwe instrukties voor de burgervrouwen: die moesten
moeder worden. Hun zoons moesten immers opgeleid worden om de nieuwe maatschappij
te besturen en te regelen. De jezuieten en de schoolmeesters hadden daartoe wel kresjes
kunnen inrichten, waarin ze de jongetjes vanaf de wieg zouden vormen tot goede
deelnemers aan het mannennetwerk - maar hoe zouden ze dan leren om vrouwen aan zich
te binden en te overheersen? Dat moesten ze in de praktijk oefenen, van jongs af aan.
Daarom kregen de jongetjes van de heersende klasse een eigen vrouw, die volledig tot hun
beschikking moest staan: een Moeder.
Ook dit is sneller gezegd dan gedaan: in de 17e eeuw begon een proces waarbij vrouwen tot
moeders werden, dat zelfs nu nog niet helemaal voltooid is. Het kwam ook vrij moeizaam op
gang.
De vrouwen van adel en burgerij, die de eersten waren die 'moederlijke' aandacht aan hun
zoons moesten gaan besteden, bemoeiden zich helemaal niet met kleine kinderen. Babies
werden uitbesteed bij een min, zolang ze aan de borst waren; en kleine kinderen werden
door dienstbodes, kindermeisjes en goevernantes opgevoed. Als het jongens waren gingen
ze op een gegeven moment naar school of kregen ze een huisleraar. In landen als Engeland
gingen ze vaak naar kostschool om in de mannenverhoudingen te worden ingewijd; in
andere landen hing het van familietradities af èn van het karakter van de betrokkene: als hij
braaf was mocht hij thuis blijven, als hij lastig was werd hij naar een kostschool gedirigeerd.
Door de omgang met ondergeschikte vrouwen konden de heertjes natuurlijk wel de
gewoonte van overheersing leren - het personeel was meestal heel voorzichtig met ze, uit
angst om ontslagen te worden - maar dat was zonder meer niet genoeg. Ze moesten
voorbereid worden op het opdoen van allerlei soorten abstrakte kennis, die niet door
rechtstreekse nabootsing van het gedrag van volwassenen verworven kon worden, volgens
de manier waarop de page aan het hof vroeger vanzelf een ridder was geworden door met
andere pages riddert je te spelen. juist voor diegenen die ambtenaar, handelaar of
ondernemer moesten worden, waren geen identifikatiemodellen aanwezig. Hun vaders
verrichten hun overheersingsbezigheden steeds meer in kantoren, zonder dat hun zoons
konden zien of begrijpen wat ze daar deden.