Navigation bar
  Print document Start Previous page
 170 of 270 
Next page End 165 166 167 168 169 170 171 172 173 174 175  

A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 8 Het kapitalisme
170
meisjes en vrouwen gebruikt, is het sorteren van lompen. Het is bekend dat Groot Britannië,
nog afgezien van zijn eigen ontelbare vodden, het wereldcentrum is voor de lompenhandel.
De lompen stromen binnen uit Japan, uit de meest afgelegen staten van Zuid-Amerika en
van de Kanarische eilanden. Maar de voornaamste toevoerbronnen zijn Duitsland, Frankrijk,
Rusland, Italië, Egypte, Turkije, België en Holland. De lompen worden gebruikt voor mest,
voor de vervaardiging van vlokken (als matrasvulling) en voor 'shoddy' (kunstwol). De
sorteersters van de lompen verspreiden pokken en andere besmettelijke ziekten, waarvan zij
zelf de eerste slachtoffers zijn. Als klassiek voorbeeld van overmatige arbeid, zware arbeid
en ongeschikte arbeid en van de daarmee gepaard gaande verruwing der
arbeiders'(arbeidsters dus vooral) 'die hiervoor van kindsbeen af worden gebruikt - kan,
naast de arbeid in de mijnen en bij de kolenproductie, de tegel- of steenbakkerij gelden,
waarvoor men in Engeland nog slechts sporadisch gebruik maakt van de pas uitgevonden
machines (1866). Tussen mei en september duurt de arbeid van 5 uur 's ochtends tot 8 uur
's avonds en, wanneer in de open lucht wordt gedroogd, vaak van 4 uur 's ochtends tot 9 uur
's avonds. Een arbeidsdag van 5 uur 's ochtends tot 7 uur 's avonds wordt beschouwd als
een 'beperkte' en 'matige' arbeidsdag. Kinderen van beide geslachten worden vanaf hun
zesde, en zelfs vanaf hun vierde in dienst genomen. Zij werken even lang en dikwijls langer
dan de volwassenen. Het werk is zwaar en de zomerwarmte doet de uitputting nog
toenemen. In een steenbakkerij in Mosley bijvoorbeeld produceert een 24-jarig meisje,
geholpen door twee niet-volwassen meisjes die klei aandragen en bakstenen opstapelen,
dagelijks 2.000 stenen. Deze meisjes sleepten dagelijks een gewicht van 10 ton tegen de
glibberige kanten van een 30 voet hoge leemput en over een afstand van 210 voet.' (Kapitaal
352).
In alle bedrijfstakken werkten vrouwen en kinderen de rijkdommen bijeen, waarmee de
mannen die de produktiemiddelen bezaten de nieuwe heersende klasse konden worden.
Het liberalisme
De burgerij kon vanzelfsprekend pas 'heersende klasse' worden - dat wil zeggen de
samenleving naar zijn eigen behoeften regelen - als de oude feodale machten van koning,
adel en kerk verwijderd waren. In Engeland had de strijd tussen nieuwe en oude heersers al
halverwege de 17e eeuw tot een opstand tegen het vorstenhuis geleid: in 1649 werd Karel I
onthoofd en het koningschap afgeschaft. Na een korte tijd van demokratie werd Oliver
Cromwell, die met zijn leger van Puriteinen - strenge protestanten – de vorst en de
katholieke kerk verslagen had, een militair diktator. Na zijn dood werden de koningen wel
weer teruggehaald, maar hun macht werd steeds verder door het parlement beperkt. In 1679
werd bijvoorbeeld de 'Habeas Corpus Act' aangenomen: niemand mocht meer, zoals vroeger
- en in andere landen, zoals Frankrijk - heel gewoon was, zomaar gearresteerd en gevangen
gezet worden. En nadat er (bij de Glorious Revolution van 1688) nog eens een katholieke
koning was weggejaagd en door onze eigen stadhouder Willem III was vervangen, werden
de grondslagen van een geheel nieuwe staatsvorm vastgelegd in de 'Declaration of Rights'
(Verklaring van Rechten) van 1689.
Die nieuwe staatsvorm was de konstitutionele monarchie: een staat die geregeerd wordt
door een koning die wel 'soeverein' is, maar wiens macht beperkt wordt door de rechten van
de bevolking die in een konstitutie, een grondwet, zijn vastgelegd. De Declaration of Rights
was zo'n grondwet. Daarin werd de koning verboden belasting te heffen zonder de
toestemming van het parlement; om een staand leger te hebben en de onderdanen te
hinderen in de uitoefening van hun vrijheid van meningsuiting.
De burgers hadden zo een begin van vrijheid veroverd. Maar zij zouden nog tot halverwege
de 19
e
eeuw moeten vechten voordat zij de adel (die als grootgrondbezitter makkelijk in het
parlement kon komen) hadden overwonnen. Allerlei oude verhoudingen, verbanden en
beperkingen moesten worden vernietigd; al diegenen die belang hadden bij het oude
moesten ervan overtuigd worden dat de nieuwe, vrije wereld, die de burgerlijke ondernemers
http://www.purepage.com Previous page Top Next page