A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 8 Het kapitalisme
176
van de arbeid-st-ers willen verbeteren. ja, sterker nog, al zouden ze het willen, dan zouden
ze het niet eens kunnen: door de wetten van de konkurrentie zouden ze gewoon failliet gaan.
In de eerste plaats zou er geweld nodig zijn om de heersende klasse opzij te zetten; maar
geweld in het wilde weg was zinloos.
Volgens Marx en Engels ging het erom langs verstandelijke, wetenschappelijke weg op te
sporen welke mogelijkheden tot verandering er in de bestaande werkelijkheid aanwezig
waren. Als die mogelijkheden opgespoord waren moest op grond daarvan een strategie
uitgestippeld worden, die dan vastberaden gevolgd moest worden.
Marx en Engels wilden een socialistiese revolutie, waarna geleidelijk een 'rijk der vrijheid'
opgebouwd kon worden. Dat ze er rotsvast van overtuigd waren dat die revolutie ook zou
komen, kwam door hun histories-materialistiese opvatting over de ontwikkeling van
samenlevingen, die in het kort als volgt luidt:
Iedere samenlevingsvorm berust in laatste instantie op de manier waarop en de onderlinge
verhoudingen waarin de mensen aan hun eten komen: op de arbeid. Oorspronkelijk wordt de
arbeid en de opbrengst daarvan eerlijk verdeeld; later ontstaan er klassen: sommigen
bezitten de middelen om anderen voor zich te laten werken. De onderdrukten verzetten zich
daartegen: er ontstaat klassenstrijd. Daardoor ontwikkelt de samenleving zich weer verder.
Een samenleving kan zich echter niet verder ontwikkelen dan de produktiewijze de manier
waarop de arbeid is georganiseerd - toelaat: de Grieken en Romeinen konden op grond van
de slavenproduktie wel veel rijkdom en macht opbouwen, maar op een gegeven moment
was de slavernij toch een belemmering voor verdere ontwikkeling en moest de hele toestand
wel instorten, om plaats te maken voor een samenleving die berustte op het werk van een
horige boerenbevolking, ambachtslieden en gilden: de feodale samenleving. Tot die weer op
zijn beurt verdrongen werd door het industrieel kapitalisme. Het kapitalisme is echter zo'n
perfekt uitbuitingssysteem dat daarna geen verder uitbuitingssysteem meer denkbaar is: de
scheiding van de werkende mensen van de produktiemiddelen is volmaakt geworden: een
steeds kleiner wordende groep kapitalisten bezit ze allemaal. Een verdere ontwikkeling dan
tot het punt waarop iedereen of loonarbeid-st-er, of kapitalist is, is binnen het systeem niet
mogelijk.
Aan de andere kant is het systeem ook weer niet zo volmaakt dat het altijd maar zou kunnen
blijven bestaan. De onderlinge konkurrentie van de kapitalisten leidt tot steeds ernstiger
krisissen en tegelijkertijd komen er doordat machines de arbeid-st-ers gaan vervangen,
steeds meer werklozen, die niet uitbuitbaar zijn en ook niets kunnen kopen. De toestand van
de arbeid-st-ers verslechtert dan zo, dat ze uiteindelijk massaal in opstand komen, de
produktiemiddelen van de kapitalisten afnemen, de privé-eigendom van produktiemiddelen
afschaffen en zelf de produktie gaan organiseren: de socialistiese revolutie. Omdat de
arbeid-st-ers eerst nog alles moeten leren, en de kapitalisten natuurlijk proberen weer aan de
macht te komen, is er eerst nog heel wat dwang: de 'diktatuur van het proletariaat'. De
arbeid-st-ers moeten dan een staat gaan organiseren, die het proces naar het socialisme
gaat leiden. In die tijd moet iedereen nog betaald worden naar prestatie en gedwongen
worden te werken. Pas geleidelijk, als de mensen het socialisme beter gaan begrijpen en
plezier krijgen in hun werk en in de organisatie daarvan, kan de dwang achterwege blijven.
De staat kan dan 'afsterven' en plaats maken voor het 'rijk der vrijheid', waar iedereen werkt
'naar vermogen' en beloond wordt 'naar behoefte'.
De socialistiese beweging in de praktijk
Het bovenstaande was in het kort de inhoud van het Kommunisties Manifest dat Marx en
Engels in 1848 publiceerden. Dat was een hoopvol jaar; overal waren opstanden en
revoluties (ook de amerikaanse vrouwenbeweging kwam in dat jaar met de Seneca Falls
Declaration). Even dachten Marx en Engels dat het zo hoopvol was dat de grote socialistiese
revolutie elk ogenblik kon komen. Maar dat bleek niet het geval. De heersende klasse was
sterker dan Marx en Engels gedacht hadden, en de arbeiders waren zwak en verdeeld; in de