A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 1 De eerste vrouwenbewegingen
22
Belemmeringen en verschillen
Als je kijkt naar de soorten afhankelijkheid die alle vrouwen gemeen hadden, dan zou je
zeggen dat er genoeg basis was voor een grote gemeenschappelijke strijd voor en door alle
vrouwen. Maar, zoals we al gezegd hebben, de meeste vrouwen wilden er helemaal niets
van weten dat zij zo afhankelijk waren en dat hun mannen niet die fantastiese figuren waren
waarvoor ze zich uitgaven.
Vooral de burgervrouwen wilden zichzelf helemaal niet zien als machteloos, maar als Vrouw
met een hoofdletter. De moderne vrouwenbeweging heeft dit verschijnsel 'weerstanden
tegen bewustwording' genoemd. Het is niet leuk om tot jezelf te laten doordringen dat je
machteloos bent, want dan zou je ongelukkig en ontevreden worden. Veel beter lijkt het om
er maar het beste van te maken, om te verdragen wat je denkt dat toch niet veranderd kan
worden. Wat heeft het voor zin om met je hoofd tegen de muur te lopen?
Als je protesteert tegen de macht van de mannen, is het afgelopen met je kansen op
datgene wat je aan geluk en liefde dacht te kunnen veroveren.
Meisjes worden (en werden) opgevoed alsof ze geleid worden aan een touw met een lus
erin: iedere keer als ze een onmeisjesachtige stap doen, wordt er een ruk aan het touw
gegeven. En als ze maar vaak genoeg hebben meegemaakt hoe hun keel wordt
dichtgesnoerd, dan proberen ze niet eens meer buiten de gebaande paden te gaan. Ze gaan
zich helemaal uit zichzelf vrouwelijk gedragen. En als dan de feministen komen en zeggen
dat vrouwelijk gedrag nergens voor nodig is, dan worden ze heel bang. En ze voelen in
gedachten die ruk aan het touw al; ze zien de boze blikken, de afkeuring, de aanvallen, de
eenzaamheid al voor zich. En dan zeggen ze al gauw dat ze met die feministen niets te
maken willen hebben.
Zo waren ook in de vorige eeuw de machteloosheid en afhankelijkheid uit het bewustzijn van
de meeste vrouwen weggedrukt; ze dachten niet na over dingen die ze niet mochten, maar
over de dingen die ze moesten: het huishouden, de kinderen, het fabriekswerk, de visites en
de familiebezoeken. En zoals de mannen van de burgervrouwen in een konkurrentieslag met
elkaar gewikkeld waren om nog rijker te worden, zo bekonkurreerden veel burgervrouwen
elkaar in wie zich het best kleedde, het best haar huis op orde had, wie leukste partijtjes wist
te organiseren: m.a.w. wie het best de status van haar man wist uit te beelden. Veel
burgervrouwen maten zichzelf en elkaar af aan de standaarden die de mannen gesteld
hadden, en ze hadden het daarmee zo druk dat ze niet merkten dat ze in hetzelfde schuitje
zaten.
De meeste arbeidsters - vooral als ze een man en kinderen hadden - hadden als
belangrijkste zorg hoe zij überhaupt in leven konden blijven; zij hadden bij wijze van spreken
niet eens de tijd om zich ergens anders mee bezig te houden.
Weerstanden tegen bewustwording, gebrek aan energie en tijd, dat waren de oorzaken dat
er maar weinig vrouwen daadwerkelijk aktief waren in de strijd tegen de onderdrukking. Dat
degenen die wel aktief waren niet allemaal met elkaar aan de slag gingen, had andere
oorzaken. Want, hoewel er veel overeenkomsten waren tussen de burgervrouwen en de
arbeidsters waren er ook verschillen.
Een van de grote verschillen was wat zij zagen als de oorzaken van hun onderdrukking.
De burgervrouwen beschouwden de politieke afhankelijkheid van vrouwen als het kernpunt.
Omdat vrouwen niet mee mochten doen aan wetgeving en bestuur, konden mannen hen ook
alle andere rechten afpakken. Daarom was hun allerbelangrijkste eis dan ook het kiesrecht.
Als vrouwen eenmaal konden kiezen en gekozen worden, zouden de wetten veranderd
worden en dan zouden vrouwen hun rechten en zelfstandigheid vanzelf terugkrijgen.
De arbeidsters vonden het kiesrecht natuurlijk ook heel belangrijk. Maar wat voor hen het
belangrijkste was was ekonomiese onafhankelijkheid: de mogelijkheid om zichzelf onder
behoorlijke werkomstandigheden te kunnen onderhouden. En het was heel duidelijk dat het
kiesrecht niet voldoende was om dat te bereiken. De lonen en werkomstandigheden werden
niet door de wetgevers bepaald of door de regering, maar door de werkgevers (tegenwoordig