A.C. van Baalen & M.C.F.Ekelschot, Geschiedenis van de Vrouwentoekomst. Amsterdam 1980, De Bonte Was
Hoofdstuk 11 De zestiger jaren en de tweede feministiese golf
238
vrouwen vrijwel geen mannelijk gedrag - wie zich werkelijk aan huishoudelijk werk wil
onttrekken, onhebbelijk wil optreden, en reeksen vrouwen wenst te versieren, moet dat
goedmaken met ander werk, veel charme, of het drogen van tranen: ekstra vrouwelijk gedrag
dus, waardoor de balans weer in evenwicht komt.
De problemen tussen zusters zijn een onderdeel van het verdeel en heers tussen alle
vrouwen. Het grondpatroon ervan is de verdeling van vrouwen in sletten en trutten: vrouwen
die wèl seksueel beschikbaar zijn voor mannen, en vrouwen die dat niet zijn, maar andere
nuttige funkties hebben (met name voedsterschap en monsterschap). Het is natuurlijk niet
toevallig dat de woorden die deze grond patronen het duidelijkst herkenbaar maken,
scheldwoorden zijn - alle voor vrouwen toegestane bestaansvormen worden bepaald door
vrouwenhaat in het algemeen.
Sinds het bestaan van het patriarchaat maken mannen bepaalde vrouwen tot slet, om aan
hun behoefte aan met overheersing gekombineerde seks te voldoen - en als ze ze niet meer
nodig hebben haten ze hen. Hetzelfde met de 'trutten'. Het akelige is echter dat vrouwen zelf
één van deze stereotypen tot een identiteit, tot de kern van hun persoonlijkheid gaan maken
en dan de vrouwen van het andere stereotype gaan haten, zonder dat ze merken dat ze
letterlijk een spiegelgevecht leveren. Slet en trut zijn namelijk elkaars spiegelbeeld, elkaars
negatief; en ze zijn beiden - hoogstens - een halve vrouw. En als een heel mens wordt
gedwongen een halve vrouw te zijn, houdt zij heel wat agressie en frustratie over om haar
andere helft te bestrijden.
Alles wordt nog ingewikkelder omdat die stereoptypen natuurlijk nooit een echte identiteit
kunnen opleveren. Voor heel veel vrouwen hangt het van de situatie af in welk stereotype ze
terechtkomen.
In het verslag over een driehoeksverhouding vertelde een vrouw eens, dat wanneer de
nieuwe vriendin van haar man op bezoek was - sinds de seksuele revolutie moet de
echtgenote dat goed vinden - met haar slanke benen in mooie hoge laarzen (de vertelster is
klein en dik), zij ineens merkte dat ze heel ijverig de hemdjes van de kinderen ging zitten
verstellen. Toen ze er zelf maar een vriend bijnam, ging ze daar natuurlijk juist weer heel vlot
en jolig tegen doen - tot ergernis van diens vrouw, die weer in de truttenrol gedrukt werd.
Dat soort patronen zijn door de aanwezigheid van de gemeenschappelijke man bepaald, en
ook heel makkelijk te herkennen. Als je die man echter uit het beeld verwijdert, zoals in de
radikale vrouwenbeweging gebeurt, is de herkenning van achtergronden van onderlinge
vijandigheid heel wat moeilijker. Het is wel zo dat in een omgeving zonder mannen vrouwen
direkt veel meer 'zichzelf, meer echte persoonlijkheden worden, maar ze zijn natuurlijk niet in
één klap héle mensen geworden. Zelfs wanneer ze proberen zonder mannelijke goedkeuring
te leven blijft voor veel vrouwen de andere kant van de persoonlijkheidsvorming, het
afkeuren van andere vrouwen, een verleidelijke mogelijkheid tot houvast in de verwarring. En
zo krijg je dan steeds wisselende patronen van zustertwisten, waarin bij
middenklassevrouwen meestal de oudere zuster de trut is (want in gezinnen waar de vader
een aardige positie in de manschappij inneemt, zal de oudste dochter liever proberen hèm
na te doen dan haar moeder, die niets voorstelt) en de jongere zuster de slet (omdat ze zich
dan tegen haar oudere zuster kan afzetten door haar sukses bij mannen te gebruiken).
Dit heeft tot gevolg dat in een radikale vrouwenbeweging geen enkele vorm van organisatie
mogelijk is. De 'oudere zusters' gehoorzamen niet aan de jongere zusters, omdat ze die
lichtzinnig en onverantwoordelijk vinden (en misschien zelfs wel dom). En de jongere
gehoorzamen niet aan de oudere, omdat ze haar 'monsters' vinden, aseksuele wezens, geen
echte vrouwen. Iedere vrouw die door inzet of ervaring zich verantwoordelijk gaat voelen
voor de gang van zaken komt bijna automaties in de rol van oudere zuster terecht, tenzij ze
jonger is dan de rest. Deze vormen van 'verdeel en heers' worden niet als zodanig herkend,
maar geformuleerd als 'anarchisme' of 'demokratie' of 'anti-autoritair'. Het verschil met deze
mannelijke organisatievormen is echter, dat deze wèl oplossingen hebben gevonden voor
tijdelijk en beperkt gezag; bijvoorbeeld door het kiezen van bestuurders, die steeds
verantwoording moeten afleggen, en na korte tijd moeten aftreden (het model van de